28. De verloren sok

Door Willem de Vink

Er viel een sok uit de wasmand. De vader die de vuile was de trap op droeg had niets in de gaten. De sok richtte zich op en hipte de gang door naar buiten. Daar danste hij voor de voordeur rond, totdat een windvlaag hem wegblies. Hij belandde in een plas, waarin hij zwaar van het water bleef liggen. De zomer naderde, de zon werd sterker en na een paar dagen was het water van de plas opgedroogd. Maar de sok was het dansen verleerd en had geen puf meer om overeind te komen. Hij dacht: ‘Hoe kan ik me ooit nog bij mijn sokkenmaatje voegen?’

De wederhelft van het sokkenpaar was door de vader in een la gestopt. Daar lag ze in haar dooie eentje weg te kwijnen. Ze dacht in het donker af en toe aan al die keren dat ze met haar kameraad het spelletje linkervoet-rechtervoet hadden gespeeld. Het was leuk om te gokken wie links en wie rechts kwam te lopen. Wie het goed had kreeg een punt. De stand was blijven steken op 93-89 in haar voordeel. Maar wat zou dat? Nu was er geen wedstrijd meer, geen lol en ook geen zin om nog te bestaan. Ze was maar alleen.

Ook de buitensok voelde zich miserabel in zijn eentje, maar hij kreeg geen kans om lang zijn eenzaamheid te betreuren. Er kroop een rat bij hem naar binnen. Het beest had zich blijkbaar vergist, want hij wist niet hoe gauw hij zich om moest draaien om weer buiten te komen. Maar dat viel nog niet mee. Hoe hij ook draaide en wurmde, de sok bleef om hem heen zitten. Een kat kreeg het gevulde ding in de gaten en begon het tikjes te geven. Verbaasd deinsde het roofdier achteruit toen het uitstulpende kledingstuk begon te piepen. Het volgende moment kroop de rat eruit, die direct wegstoof. De kat wist even niet of hij achter de rat aan zou gaan, of de sok moest onderzoeken. Hij besnuffelde het slappe geval en liep toen achteloos weg.

Intussen kreeg het lot van de andere sok een wending. Ze werd door vrouwenhanden uit de la gehaald en achteloos in de vuilnisemmer gegooid. Een paar dagen later werd ze met de rest van het huisvuil door de vader naar een container gebracht. Maar terwijl de inhoud met veel gebonk en geraas in de stinkende bak verdween, viel de sok geruisloos als een veer naast de container op de grond.

Er liep een jongetje over de stoeprand te balanceren. Hij zag in de goot de gedroogde sok liggen. Die raapte hij op. Hij keek ernaar, slingerde hem in het rond en stak zijn hand erin. Hij bewoog zijn vijf vingers in het kledingstuk alle kanten op en begon toen te lachen. Hij keek om zich heen, op zoek naar iemand die hij kon laten delen in zijn plezier.

Een meisje liep langs de vuilcontainer. Ze zag er een verloren sok naast liggen. Ze raapte hem op, rook eraan en stak haar hand erin. Ze bewoog haar vijf vingers in het kledingstuk alle kanten op en begon toen te lachen. Ze keek om zich heen, op zoek naar iemand die ze kon laten delen in haar plezier. Daar zag ze de jongen. Ze huppelde op hem af, haar hand in de sok voor zich uitgestoken.

‘Hé, hallo, hé, hallo,’ zei het meisje met een gek stemmetje. ‘Hé, wie ben jij?’ En ze bewoog haar sok voor zijn gezicht, terwijl ze met haar duim en vingers de bewegingen van een pratende mond maakte.
‘Ik ben Kermit de kikker,’ zei de jongen, ook met een gek stemmetje. En hij hield zijn sok voor haar sok, terwijl ook hij met zijn duim en vingers de bewegingen van een pratende mond maakte.

‘Ik ben Miss Piggy,’ zei het meisje, of eigenlijk zei haar sok dat. ‘Hoe vind je mij? Vind je me lief?’

‘Ja nou,’ zei de sok van de jongen. ‘Echt wel. Wil je met me trouwen?’

‘Nou graag!’ zei de sok van het meisje. ‘Ja nou!’ Ze drukten allebei hun sok met gestrekte vingers tegen elkaar, bij wijze van kus. Daarna lieten ze de handsokken om elkaar heen dansen om de bruiloft te vieren. Er werd gekroeld, geaaid, gekust en naar elkaar gehapt en gebeten en gegiecheld en gelachen. Daarna bleef het sokkenstel nog even met elkaar smoezen, maar toen was de lol eraf. De kinderen trokken elk de sok van hun hand, gooiden beide kledingstukken weg en renden allebei een kant op.

De sokken bleven leeg en verfomfaaid op de stoep achter. Tegen de avond kwam er een vrouw voorbij die alle kleren die ze had over elkaar droeg en al haar bezittingen in een supermarktkarretje voor zich uit duwde. Ze kreeg de sokken in de gaten. Langzaam boog ze zich voorover om ze op te rapen. Nadat ze het textiel zorgvuldig bestudeerd had, parkeerde ze haar wagentje tegen de muur van een woning, ging op de drempel van de deur zitten en ontdeed zich van haar sandalen. Na minutenlang duwen, trekken en wurmen had ze haar nieuwe paar sokken aan. Haar sandalen gespte ze vast in nieuwe gaatjes. Stram kwam ze overeind. Ze strekte zich uit achter haar boodschappenkar en liep verder.

‘Ik zit links,’ zei de sok die ooit was weggelopen.

‘En ik zit rechts,’ zei de sok die ooit alleen was achtergelaten.

‘Had ik al gezegd,’ zei de ene.

‘Maar ik ben vergeten hoeveel we staan,’ zei de andere.

‘Dan beginnen we toch gewoon opnieuw met tellen.’