25. De vuilnisbakkenhond

Door Willem de Vink

Het Woeste Woud is zo’n beetje de donkerste plek op aarde. Zelfs de dieren die aan de rand van het woud wonen zijn het erover eens dat je er beter niet in kunt verdwalen. Ze wagen zich er niet in. Maar Jofele Vos denkt daar anders over. Deze vos, die aan de zuidkant van het Woeste Woud woont, wil zijn oude oom aan de noordkant bezoeken. Niet dat hij bezorgd om hem is, maar hij hoopt dat hij de spullen van die ouwe over kan nemen zodra die doodgaat, en daarom moet hij hem te vriend houden. Investeren in je eigen toekomst, noemt Jofele Vos dat. En om tijd te besparen besluit hij de kortste weg te nemen, dwars door het donkere bos.

Zodra hij de deur uitstapt, wordt hij gewaarschuwd. Buurman Wolf zegt: ‘Doe dat niet, het is veel te gevaarlijk!’ Buurman Hyena waarschuwt ook: ‘Daar krijg je spijt van!’ Maar de sluwe vos gaat toch.
In het Woeste Woud hangt een zware lucht die stinkt naar rotte bladeren en paddestoelen. Het bladerdak houdt elk licht tegen, zodat je geen hand voor ogen ziet. De bosbodem is begroeid met stekeldoorns en slingerplanten en het ligt er vol met dode takken en omgevallen boomstammen. Jofele Vos moet duwen en trekken, klimmen en dalen om zich een weg te banen. Wel vermoeiend zeg, zo’n investering!
Als hij net even uit wil puffen, hoort hij gekraak en geraas achter zich. Voordat hij zich om kan draaien, wordt hij besprongen door een troep grimmige wolven en hyena’s. Ze slaan hem neer, beroven hem van al zijn kleren en geld en zijn weer verdwenen. Bloot en bloedend blijft de vos achter in het barre bos.

Buurman Wolf komt langs. Wat doet die in het Woeste Woud? Dat is vast niet toevallig. Hij ziet de vos liggen, maar loopt met een boog om hem heen. ‘Had ik het niet gezegd?’ bromt hij in zijn baard.

Ook mijnheer Hyena komt langs. Wat heeft die te zoeken in het Woeste Woud? Nee, dat kan geen toeval zijn. Als hij de vos ziet liggen, loopt ook hij met een grote boog om hem heen. ‘Eigen schuld,’ giechelt hij in zijn vuisten.
Dan komt er een onbekende hond langs, zo eentje van het vuilnisbakkenras. Hij kijkt, stopt, stapt op Jofele Vos af, buigt zich over hem heen en begint zijn wonden te likken. ‘Ik heb met je te doen,’ zegt hij, ‘ik voel met je mee. Mijn buik doet er pijn van.’ Dan doet hij zijn jas uit en slaat die om vosjes’ schouders. Hij tilt hem voorzichtig op zijn rug en zet er vastberaden de pas in. Hij twijfelt geen moment en is niet bang: deze vos heeft hulp nodig – en hij zal daar voor zorgen!

De vuilnisbakkenhond brengt Jofele Vos regelrecht naar de dierenopvang. Hij vraagt de directeur om een bed en een stoel op een eigen kamer. Het slachtoffer legt hij in bed en zelf gaat hij op de stoel ernaast zitten. Hij laat eten en drinken voor het vosje komen en blijft de hele nacht bij hem waken.
Het wordt een onrustige nacht. Jofele Vos heeft angstige koortsdromen over donkere bossen waarin hij verdwaalt en duistere dieren die hem overvallen. Hij wordt in zijn nachtmerries achternagezeten door horden wolven en hyena’s, en – help! – tijdens het vluchten raakt hij steeds weer verstrikt in doornige struiken, zodat hij onmogelijk weg kan komen. Hij hapt naar adem, slaat om zich heen, roept om hulp. Hij heeft het warm en koud. Zijn bed is nat van het zweet.
De vuilnisbakkenhond dept Jofeles’ hoofd, geeft hem te drinken en stelt hem gerust. ‘Sssst, ik ben ben bij je en zorg voor je,’ zegt hij.
Vroeg in de ochtend valt Vos in een diepe slaap. Meneer hond stapt nu naar de directeur van de dierenopvang. ‘Ik ga maar weer eens,’ zegt hij. ‘Het gaat goed met die kleine vos, dus kan ik wel weg. Blijft u hem alstublieft goed verzorgen, tot hij zelf weer verder kan. Gun hem zijn rust. Maak hem vooral geen verwijt. En nog iets: hij hoeft zich totaal geen zorgen te maken. Alles wat hij moet betalen zal ik u betalen, zodra ik terugkom. Zeg hem dat ik voor hem insta – ikzelf, begrepen? Heel goed.’
Als de vos wakker wordt, is zijn behulpzame vriend vertrokken. Hij gaat verbaasd rechtop zitten. ‘Wat is er met me gebeurd?’ vraagt hij zich hardop af.  De directeur komt het hem vertellen. Jofele Vos blijft stil voor zich uit staren. Wat een geluk heeft hij gehad. Wat een zegen dat de vuilnisbakkenhond er voor hem was. En nog steeds voor hem is. En er ook voor hem zal zijn. Wat een goede hond is dat. Hij zakt weer terug op bed en valt in een weldadige slaap.
Jofele Vos geneest vlot, dankzij een dankbaar hart. En er is iets met hem gebeurd. Hij hoeft niet meer zo nodig naar zijn oude oom aan de noordkant van het Woeste Woud om geld en spullen voor zichzelf op te halen. Hij wil iever aan anderen denken. In de kamers verderop liggen meer dieren die verzorging nodig hebben. Hij zegt tegen de directeur van de dierenopvang: ‘Ik wil blijven om te helpen.’
Als de vuilnisbakkenhond na een poosje terugkomt, ziet hij Jofele Vos bezig. Blij zegt hij: ‘Wat goed zeg! Je hebt je laten verzorgen en nu doe je net als ik!’