Deel 20 Jezus’ jongensjaren

Rode draad …
1. De boodschap van de engel
2. Nog een engel
3. Het kind in de voerbak
4. In de tempel
5. Vluchtelingen
6. Het lied van Maria
7. Op reis naar Jeruzalem
8. Tempelrituelen
9. Jezus kiest voor zijn Vader

 

Rode draad …

Al meer dan vierhonderd jaar heeft God niets van zich laten horen. Wat doet Hij met zijn beloften aan Abraham, Isaak en Jakob? Komt er nog een opvolger van koning David?
De profeten spraken over een Verlosser, een Messias. Wil God nog wel met zijn volk optrekken? Zal Hij er nog wel voor hen zijn? Dan is er plotseling beroering in de hemel: engelen krijgen de opdracht om de geboorte van een kind aan te kondigen …

 

1 De boodschap van de engel

Jezus groeit op in Nazaret, een dorpje in de heuvels van Galilea, de noordelijkste provincie van Israël. Zijn moeder is druk met de zorg voor het gezin. Zijn vader is timmerman, die gereedschappen maakt, deuren, hekwerken, meubels.
Jezus is als kind vaak in de werkplaats te vinden, waar het ruikt naar hout, hars en mannenzweet. Het is er koel en er liggen altijd spannende spullen.
Als Hij nog klein is kan Hij hier vrijuit spelen. Naarmate Hij ouder wordt moet Hij steeds vaker meehelpen sjouwen, zagen, schuren. Al doende leert Hij het timmermansvak.
Soms kijkt Hij naar de binnenkant van zijn handen, die al ruw worden en eeltlagen vertonen, net als de handen van zijn vader.

Zijn vader? Eigenlijk is het zijn vader helemaal niet. Jezus krijgt dat te horen als zijn moeder Hem op een dag achter het huis in de schaduw apart neemt.
‘Ik wil eens met je praten,’ zegt ze. ‘Je bent nu oud genoeg om te horen hoe je eigenlijk geboren bent. Het zal je verbazen, maar je moet het weten … Ik was nog jong en helemaal niet met kinderen krijgen bezig toen ik opgeschrikt werd door bezoek – bijzonder bezoek, heel bijzonder.’

Zo begint ze, en ze kijkt alsof ze de beelden weer voor zich ziet.
‘Ik was alleen thuis. Ik had vuur aangemaakt en was juist klaar met koren malen voor de tarwepap. Toen stond hij voor me, zomaar ineens. Een engel, ik wist het direct. En ik schrok geweldig.
“Dag Maria,” zei hij, “God is bij je, Hij heeft veel genade voor je.”
Ik was helemaal van slag, want ik begreep niet wat hij kwam doen.
“Niet bang zijn, Maria,” zei de engel, “God geeft je zijn genade, zijn onverdiende gunst.”
Zo stelde hij me gerust, voordat hij me vertelde wat er zou gebeuren. “Luister goed. Je zult in verwachting raken en een zoon krijgen. Die moet je Jezus noemen.”
Dat zei hij, ja: hij had het over jou.’

Jezus kijkt zijn moeder aan. Zijn geboorte aangekondigd door een engel?
‘Hij zei nog meer, maar dat drong op dat moment niet tot me door,’ vervolgt Maria. ‘Ik zat namelijk met een groot probleem. Ik was verloofd met Jozef, maar ik had nog nooit met hem geslapen. Ik kon toch niet zomaar een kind krijgen? Moest ik dan zo snel mogelijk trouwen? Misschien vind je het gek dat ik dit aan je vertel, maar je moet weten dat ik nog maagd was. Dat zei ik dus tegen de engel. Maar die zei iets wat niemand kan begrijpen.

Hij zei: “Je hebt geen man nodig om deze baby te krijgen. God zal je zelf met zijn Geest een kind bezorgen. En omdat dit kind zo direct van God komt, zal het heilig zijn, zonder dat het besmet is met zonde.”
Dat zei die engel over jou,’ vertelt Maria.

‘En wat zei u toen?’ vraagt Jezus.
‘Ik zei dat ik de Heer wilde dienen en dat ik graag wilde dat het zo zou gaan als Hij had gezegd. Dat was het enige dat bij me opkwam: dat ik graag Gods dienstmaagd wilde zijn.’

Ze zwijgen allebei.
‘Zo is het gegaan,’ zegt Maria.
‘Papa is dus niet mijn vader,’ zegt Jezus, nadat Hij de betekenis van de woorden van zijn moeder op zich in heeft laten werken.
‘Nee,’ antwoordt Maria, ‘hij is niet jouw vader. Het is allemaal zo bijzonder gegaan met jou. En toch ben je maar een gewone jongen.’

Zonder zonde
De allereerste mens Adam heeft de zonde de wereld in gebracht. Daarna hebben alle mensen gezondigd. Daarom heeft Satan invloed in het leven van elk mens. Maar niet in het leven van Jezus. Hij zit niet vast aan de lijn van Adam en al die mensen daarna. Hij had geen aardse vader, verbonden met de zonde. Dat maakt Hem zo bijzonder.

Lucas 1 vers 26-38, Matteüs 1 vers 18, Galaten 4 vers 4-5

 

2 Nog een engel

Na het gesprek met zijn moeder blijft Jezus dagenlang rondlopen met vragen. Wie is Hij? Als Hij geen kind van deze vader is, van wie dan
wel? Iedere jongen die Hij kent heeft een vader. Wie moet Hij zijn vader noemen? Heeft die engel dat ook gezegd?

Op een sabbatsdag begint Hij er tegen zijn moeder over.
‘Mama, u zei dat de engel nog meer over Mij heeft gezegd. Wat dan?’ ‘Dat zal ik je vertellen, jongen,’ antwoordt ze. Het lijkt wel of ze op die vraag van Jezus heeft zitten wachten. ‘Ik was zo bezig met de vraag hoe ik zwanger zou raken, dat het toen niet direct tot me doordrong wat
de engel precies over jou zei. Maar ik weet het nog heel goed,’ zegt ze, terwijl haar ogen schitteren.
‘Hij zei: “Jezus zal Zoon van God worden genoemd. En Hij zal voor altijd koning zijn op de troon van zijn voorvader David.” Dat zei hij.’
Zoon van God? Koning? Hij – Jezus? Hij is verbaasd, maar Hij houdt de woorden van zijn moeder voor zichzelf. Hij praat er met niemand over.

Jezus krijgt meer te horen, want bij Jozef komen de verhalen nu ook los. Op een dag vertelt hij aan Jezus dat ook hij bezoek kreeg van een engel. ‘Je moeder was zwanger. De baby kon niet van mij zijn, dus ik wilde stilletjes de verloving ongedaan maken. Maar ik werd tegengehouden, want die nacht droomde ik van een engel, die zei dat ik je moeder gewoon als vrouw moest nemen.

“Het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest,” zei hij. “Het
is een zoon die je Jezus moet noemen. Je weet dat die naam ‘God redt’ betekent. Hij zal dan ook zijn volk bevrijden van hun zonden. Verbaas je daar maar niet over. Heeft God de profeet Jesaja al niet honderden jaren geleden gezegd dat de maagd zwanger zou worden? Het staat allemaal in de Schrift opgetekend. Dat kind zal Immanuël heten, staat er, wat ‘God met ons’ betekent. Het is Jezus, van wie je aanstaande vrouw in verwachting is.”
Met die boodschap vertrok de engel uit mijn droom,’ vertelt Jozef.
‘Ik stond versteld. Zouden de woorden van de profeet, die al zoveel generaties hebben gelezen, nu in vervulling gaan? Je kent dat gedeelte uit de Schrift toch wel van de maagd die zwanger wordt? Het gaat over de Messias die God beloofd heeft. Als je in het leerhuis bent moet je het nog maar eens opzoeken in de boekrol van Jesaja.’

Dat vertelt Jozef aan Jezus.
En weer heeft Jezus veel om over na te denken.
Zoon van God, koning, de Messias die zal laten zien dat God er is om mensen te redden. Slaat dat echt allemaal op Hem?
Maar Hij verwerkt alles rustig. Jezus is een kind dat opvalt door zijn heldere verstand. Ook al lijkt Hij nog zo gewoon, je kunt ook zien dat Gods genade op Hem rust.

Namen van Jezus
Jezus heeft veel namen gekregen. Hij is Jezus Messias. Jezus Christus. Jezus de Zoon van God. Jezus de Mensenzoon. Hij noemt zichzelf de Goede Herder. Het Licht van de wereld. De Alfa en de Omega (dat is ‘de eerste en de laatste’). De Amen (‘zo is het’). Hij wordt meester of rabbi genoemd. Koning van alle koningen. Heer. Al in de profetieën wordt Hij met allerlei namen aangekondigd. Jesaja schrijft over een kind, een zoon, die Wonderbare Raadsman zal heten, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. En Immanuël, ‘God met ons’.

Lucas 1 vers 32-35, Matteüs 1 vers 18-25, Jesaja 7 vers 14, 9 vers 5, Lucas 2 vers 40

 

3 Het kind in de voerbak

In de maanden die volgen krijgt Jezus steeds meer te horen over zijn geboorte.
Maria vertelt Hem hoe ze met Jozef een lange reis naar het zuiden van Israël moest maken, terwijl ze hoogzwanger van Hem was.

‘De Romeinen hielden een volkstelling. Je weet hoe nauwkeurig ze alles willen controleren, ook hier in Israël. We moesten ons laten inschrijven in het geboortedorp van je vader, in Betlehem, het dorp waar koning David ooit geboren werd. Je vader en ik stammen immers allebei van hem af. We reisden dus helemaal naar Judea, naar Betlehem. Maar het was daar enorm druk, zodat we onze intrek moesten nemen in een stal.
Precies die nacht moest ik van jou bevallen. Daarom was je eerste kinderbedje een voerbak, daar in Betlehem. Kun je het je voorstellen, jij als pasgeboren baby in een voerbak?’
Ze moet er zelf om lachen als ze eraan terugdenkt.

‘Ik wikkelde je in doeken,’ vervolgt ze, ‘zodat je warm en schoon zou blijven.
Maar dat is nog niet het einde van het verhaal. De eerste mensen die je kwamen begroeten waren herders. Vind je dat niet apart? Herders op kraamvisite!’

Jezus knikt. Hij weet hoe herders zijn. Hij komt ze wel eens tegen in
de heuvels hier in Galilea als ze voor hun kudden uit lopen. Ruige mannen zijn het, buitenmensen met weinig fatsoen en ook niet bijster godsdienstig.

‘Maar ze kwamen heel stilletjes en eerbiedig hoor,’ gaat Maria verder.
‘Ze hadden net zo’n engel op bezoek gekregen als ik negen maanden eerder, die hen ’s nachts op het veld kwam vertellen dat hij goed nieuws had. In Betlehem was namelijk de redder geboren, de Messias, de Heer. Ze zouden Hem vinden in een voerbak.
Nou, het was niet moeilijk voor die mannen om te raden waar ze zoeken moesten.

Toen ze jou zagen vertelden ze ons dat ze een groot hemels leger hadden gezien, engelen die God prezen. Ze wisten nog precies hoe dat klonk:

“Alle eer aan God de Heer
die troont in de hoogste hemel!
En vrede op aarde, overal
voor de mensen van wie God houdt!”

Zo werd jij aangekondigd die nacht. Snap je wel dat ik daar stil van werd? Je moest eens weten hoeveel ik er sindsdien over nagedacht heb wat dat allemaal te betekenen heeft met jou. Er gaat geen dag voorbij of ik denk aan jouw geheim.’

Herders
Herders krijgen als eersten het nieuws van Jezus’ geboorte te horen. Waarom zij? Omdat God van mensen met een herdershart houdt. Abel, Abraham, Isaak, Jakob, Jozef en David waren allemaal herders die hun kudden trouw
bewaakten en goed voedsel gaven. God eert de herders die goed voor de schapen zorgen. Net als de mannen en vrouwen die goed voor zijn mensen in de kerk zorgen.

Lucas 2 vers 1-20

 

4 In de tempel

Niet lang daarna vertelt Maria aan Jezus wat er gebeurde toen ze Hem
in Jeruzalem in de tempel opdroegen aan God, nadat Hij besneden was. Alle Joodse jongetjes worden op hun achtste dag besneden, dat gebeurt al sinds Abraham. De ouders willen daarmee zeggen dat hun kind bij Gods volk hoort.
‘We hadden juist onze duiven geofferd toen een oude man op ons afkwam,’ vertelt Maria. ‘Het was Simeon, iemand die we niet kenden, maar die er in de stad om bekendstond dat hij vol was van de heilige Geest. Hij straalde toen hij ons op het tempelplein tegenhield om ons te vertellen dat hij zijn leven lang al had uitgezien naar de Messias.
“God heeft me gezegd dat ik pas zal sterven als ik Hem heb gezien,” zei hij tegen ons en iedereen op het plein die het maar horen wilde. “Gods Geest heeft me hierheen gestuurd, want ik wist dat het juist vandaag zo ver zou zijn.”
Hij nam jou in zijn armen en zei: “Heer, U doet wat U hebt beloofd. Eindelijk heb ik met mijn eigen ogen gezien wat U schenkt.”
Hij keek jou aan en zei: “Hier is de redding voor alle volken, het licht voor alle heidenen, de eer van uw volk Israël. Nu laat U mij in vrede gaan.” Toen hij ons als ouders gezegend had keek hij mij aan en zei: “Je moet weten dat je zoon lang niet door iedereen geliefd zal zijn. Hij zal een teken voor Israël zijn; veel mensen zullen over Hem heen vallen. Hij zal aan het licht brengen hoe mensen vanbinnen zijn. Jij zult daar verdriet over hebben, pijn, alsof je door een zwaard gestoken wordt.”

Dat zei die oude Simeon, voordat hij vertrok.
Maar ik had geen tijd om daar lang over na te denken, want er kwam ook een hoogbejaarde dame op ons af. Later begrepen we dat het Hanna was, een profetes die dag en nacht in de tempel verbleef.
Deze Hanna begon God uitbundig te loven toen ze je zag. Ze verliet de tempel en vertelde aan iedereen die ze in de stad tegenkwam dat God nu dan toch de bevrijder had gestuurd.
“De profetie is uitgekomen,” zei ze, “God gaat doen wat Hij beloofd heeft.” Wat een wonderlijke verklaringen, vind je niet? Maar wij zijn altijd voorzichtig geweest om het wonder van jouw geboorte verder te vertellen, omdat Simeon ons gewaarschuwd had.’

Dat vertelt Maria over de eerste dagen van Jezus’ leven.
En Jezus zoekt vaak de stilte op om al die geheimen een plek in zijn gedachten te geven.

Genade komt eraan
Simeons naam betekent ‘gehoord’. Hij heeft van Gods beloften gehoord. Hij is een man van de wet, die er door God op gewezen wordt dat zijn tijd erop zit als de Messias komt. De wet moet plaatsmaken voor de genade. Want op hetzelfde moment komt Hanna. Haar naam betekent ‘genade’. Mozes gaf de wet, schrijft Johannes, maar Jezus kwam met genade en waarheid.

Lucas 2 vers 21-38, Genesis 17 vers 12, Leviticus 12, Jesaja 52 vers 7-10, 42 vers 5-9, 49 vers 5-6, Johannes 1 vers 17

 

5 Vluchtelingen

Jezus heeft in zijn kinderjaren dus veel om over na te denken.
Als Hij de uurtjes in het leerhuis van de synagoge achter de rug heeft en niet in de werkplaats van Jozef hoeft te zijn, neemt Hij graag de tijd om alles wat Hij van zijn ouders gehoord heeft op zich in te laten werken. Dan dwaalt Hij rondom Nazaret over de heuvels, door de akkers, de boomgaarden en bossen. Op die momenten voelt Hij zich helemaal op z’n gemak om zijn vragen aan God voor te leggen.

Als Jozef niet zijn vader is, op wie lijkt Hij dan? Al zijn vrienden lijken op hun vader, maar Hij? Ze gaan bijna allemaal verder in het beroep van hun ouders, maar wat moet Hij gaan doen?
Wat wordt er van Hem verwacht? Is Hij de Zoon van God? De eeuwige koning? Het lijkt er nog niet zo erg op. Hij werd geboren in een stal. Zijn ouders brachten in de tempel het armenoffer van duiven. En nu woont Hij in een eenvoudig huis in een klein boerendorp in Galilea, meer dan 100 kilometer van de gouden stad Jeruzalem vandaan.

En toch. Zijn geboorte heeft zelfs hooggeplaatste mensen in beroering gebracht. Dat vertelt Jozef, als ze een keer onderweg zijn om buiten het dorp timmerhout op te gaan halen.
‘Weet je wel dat we een stelletje voorname Oosterse geleerden op bezoek kregen toen jij een paar weken oud was?’ begint Jozef. ‘Ze hadden in de sterren gelezen dat er een Joodse koning geboren moest zijn. Dus hadden ze in Jeruzalem bij koning Herodes aangeklopt, omdat ze verwachtten dat hij wel meer zou weten over dat koningskind.

Maar die kreeg de schrik van z’n leven. Hij dacht dat er misschien een concurrent in het spel was. Een echte Jood nog wel, wat hij van zichzelf niet kon zeggen. En hij was juist zulke goeie maatjes met de Romeinen. Zo’n gerucht over een koningskind moest zo snel mogelijk de kop ingedrukt worden.

Herodes liet schriftgeleerden komen om hem te vertellen of er in de oude profetieën stond beschreven waar de Messias geboren zou worden. En jawel, dat stond er: in Betlehem, zeiden ze, de geboortestad van koning David. Zo kwamen die mannen uit het Oosten bij ons in Betlehem terecht. Ze brachten cadeaus voor jou mee: goud, wierook, mirre, allemaal even kostbaar. Je was gelijk het rijkste kind van Israël, volgens mij.

Maar hun bezoek aan Judea veroorzaakte een ramp. Herodes gaf bevel om alle jongetjes in Betlehem en omstreken onder de twee jaar te doden. Jouw leven was dus in gevaar, al wisten we dat toen nog niet. Maar ik werd in een droom door een engel gewaarschuwd. Daarom vluchtte ik met jou en je moeder halsoverkop naar het zuiden, naar Egypte, buiten het bereik van Herodes.’

‘Toen die sluwe vos na een paar jaar stierf,’ vertelt Jozef verder, ‘waagden we ons aan de terugreis. Ik werd daar weer toe aangemoedigd door een engel in een droom, die zei dat we terug moesten gaan naar Galilea. Voor de zekerheid vermeden we Judea. We maakten een omweg via het oosten en staken toen de Jordaan over om veilig in Nazaret te kunnen komen.’

Jezus luistert; Jozef is nog niet uitgesproken.
‘Typisch hè,’ peinst hij, ‘we zijn precies dezelfde weg gegaan als Mozes indertijd ging met het volk. Net alsof God opnieuw wil beginnen.’

Tijdsberekening
Misschien kenden de geleerden uit het Oosten de berekening van de komst van de gezalfde koning die in het bijbelboek Daniël beschreven staat. Daarin staat het tijdstip van zijn komst vermeld. Het gaat om 69 weken na de start van de herbouw van Jeruzalem. Elke profetische week telt 7 jaren. Dat is dus 483 jaren later.

Matteüs 2 vers 1-23, Daniël 9 vers 25, Ezechiël 4 vers 6, Numeri 14 vers 34, Micha 5 vers 1-5

 

6 Het lied van Maria

Op een dag wil Maria haar zoon weer iets vertellen. Ze heeft er lang mee gewacht – het is dan ook iets heel persoonlijks, het gaat over haarzelf. ‘Misschien had je dat niet van me verwacht, maar ik wil dat je weet dat ik gedanst en gezongen heb toen ik van de engel hoorde dat ik van je in verwachting was. Je weet wel dat ik gezegd had dat God alles met me mocht doen wat Hij wilde. En zo was het ook. En dat gaf me zo’n opgewonden gevoel vanbinnen. Ik was zo vol van Gods belofte, dat ik het spontaan uitzong. Ik heb de deur achter me dichtgedaan en urenlang gezongen en gedanst op de woorden die in me opkwamen. Ik zal het je laten horen.’

Maria sluit haar ogen. Dan richt ze haar hoofd op en begint.

‘Met hart en ziel prijs ik de Heer
Verrukt ben ik over mijn God
Mijn redder heeft op mij gelet
Al ben ik nog zo min

Kijk toch hoe groots Hij heeft gedaan
Aan mij, zijn minste onderdaan
Ik zal bekend staan aan de top
Dankzij een heilig God

Zijn woord is goed, zijn hart is warm
Voor elke generatie weer
Wie zich te goed voelt, trots, voldaan
Die slaat Hij zomaar neer

Hoogmoedigen stort Hij omlaag
En kleinen richt Hij krachtig op
De armen helpt Hij uit de nood
En rijken in de goot

Wat Hij belooft aan Abraham
Dat maakt Hij waar met Israël
En ook voor al zijn kinderen
Maakt Hij het goed en wel.’

Jezus heeft zijn moeder al die tijd onafgebroken aangekeken. Hij zag hoe haar ogen een diepe gloed kregen en haar huid ging gloeien toen ze zong, alsof ze van glanzend staal werd.
Hij is verrast. Het lied lijkt op sommige oude Psalmen van David die in de synagoge worden gezongen. Maar dit komt van zijn moeder. Dus dit leeft in haar: zo’n sterk verlangen dat God zal ingrijpen en recht zal doen. Het raakt Hem, omdat ze weergeeft wat Hij zelf ook diep vanbinnen in zijn jongenshart voelt.

‘Mooi mama,’ zegt Hij. ‘U bent echt een voorbeeld voor me.’
‘Ik denk dat de heilige Geest me op die dag inspireerde,’ zegt ze. ‘Hij maakte dit lied bij me los toen ik van jouw geboorte hoorde.’

Gods belofte
Maria begrijpt dat de belofte die God
aan Abraham, Isaak en Jakob deed nu in vervulling gaat. Het gaat om de beloofde zoon die de hele wereld tot zegen zal zijn. Maria is de vrouw over wie God het al had toen Hij Adam en Eva het paradijs uit moest sturen. Haar ene bijzondere zaad zal de kop van de slang vermorzelen.

Lucas 1 vers 46-55, 1 Samuël 2 vers 1-10, Psalm 98, 111, Jesaja 41 vers 8-13

 

7 Op reis naar Jeruzalem

Jezus is al vroeg wijs. Daarom mag Hij op z’n twaalfde mee op reis naar Jeruzalem, nog voordat Hij het jaar daarop zijn kindertijd zal afronden. Straks als Hij dertien is mag Hij als ‘zoon van de wet’ met de volwassenen meepraten. Nu mag Hij alvast voor het eerst het Paasfeest in de tempel meemaken.
Maria gaat ook mee. Hoewel vrouwen lang niet altijd dit feest bijwonen, doet zij het wel. Ze wil erbij zijn als Jezus voor het eerst de stad van David ziet en de tempel, het huis van God.

Het wordt een vrolijke reis. Uit heel Israël trekken groepen pelgrims op naar de hoofdstad, zoals ze dat jaar in jaar uit gewend zijn.
Onder het lopen wordt er veel gezongen. De reizigers zingen psalmen over Jeruzalem en over Sion, de berg waarop de tempel staat. Hun zang wordt begeleid door fluitspel en tromgeroffel.
Ook oude pelgrimspsalmen die de tocht naar Jeruzalem beschrijven klinken in de velden op.
Als de reis begint zingen de pelgrims:

‘Keer ons lot om, HEER
Wie met tranen vertrekken Komen met gejuich terug …’

En onderweg, als de menigte over heuvels en door dalen trekt:

‘Uit de diepte roep ik tot U, HEER
Ik sla mijn ogen op naar de bergen
Waar komt mijn hulp vandaan?
Die komt van de HEER
Hij waakt over ons komen en gaan …’

En als in het bergland van Judea Jeruzalem hoog boven de rotsen verschijnt:

‘Ik was zo blij toen ik hoorde
Dat we op zouden gaan naar het huis van de HEER
En ik ben zo blij nu we de poorten van Jeruzalem binnengaan
Hier komen we samen om onze plicht te vervullen
En de naam van de HEER te prijzen
Vraag om vrede voor Jeruzalem
Dan zullen we allemaal welvaart hebben …’

Pelgrimspsalmen
Psalm 120 tot en met 134 zijn de
15 pelgrimsliederen die onderweg worden gezongen. Het zijn er telkens drie: een voor het vertrek van huis, een voor onderweg en een voor de aankomst in Jeruzalem. Daar in Gods aanwezigheid komen de pelgrims tot rust om zijn zegen en voorspoed te ontvangen (Psalm 122, 125, 128, 131 en 134).

Lucas 2 vers 40-42, Deuteronomium 16 vers 1-8, 1 Koningen 8 vers 1 Psalm 120 tot en met 134

 

8 Tempelrituelen

Als Jezus zich met zijn ouders een weg baant door de smalle straatjes van de stad, staan ze plotseling voor een enorm gebouw met trappen, pilaren, muren en verhoogde gedeelten. Het kolossale complex is met z’n pleinen eromheen op een bergrug gebouwd, zodat het nog hoger lijkt. Sommige stukken zijn in aanbouw en staan in de steigers, andere zijn al voorzien van een goudglanzende dakbedekking.
Dit is de tempel.

Jezus verbaast zich over de drukte die hier heerst. Bouwers sjouwen
af en aan, godsdienstleraren lezen hardop voor uit wetsrollen, tempelwachters proberen de duizenden bezoekers in toom te houden. Er is ook allerlei handel. Kooplui roepen om hun offerdieren onder de aandacht te brengen, mensen drommen samen rondom kraampjes waar je geld kunt wisselen of versnaperingen kunt kopen, bedelaars smeken om medelijden – het lijkt wel één grote marktplaats.

Wat een geploeter en gezwoeg. Dit is wel heel wat anders dan Jezus zich had voorgesteld toen ze onderweg zongen dat de heer het huis bouwt. Het heeft geen nut als je vroeg opstaat, tot laat in de avond doorgaat en je aftobt, zongen ze, omdat de heer je alles wil geven in je slaap.

Jezus weet dat God werkt als mensen rusten en op Hem vertrouwen, maar daar is hier niet veel van te merken. Is dit het huis waar God woont?

Jozef gaat tussen musicerende priesters de poort van het offerplein door; Maria moet met Jezus op het plein voor de vrouwen achterblijven.
Jozef neemt een lam mee. Jezus weet wat hij gaat doen: Hij heeft het vaak gelezen in het bijbelboek Leviticus. Het lam wordt gekeurd door een priester en als het gaaf en zonder gebrek is, wordt het de keel doorgesneden. Het bloed wordt opgevangen en op het altaar uitgegoten. Het lam mag weer meegenomen worden en door het gezin opgegeten worden tijdens de paasmaaltijd.
Jezus weet ook wat dit offerritueel betekent. God vergeeft als het bloed van een lam de zonde bedekt. Dat maakt elk offer zo bijzonder.
God is vol genade en vergeeft graag. Ze hebben het onderweg nog gezongen:

‘Als U de zonde blijft gedenken, HEER,
Wie houdt dan stand?
Maar bij U is vergeving
Daarom eert men U met ontzag.’

En daarom offeren de gezinnen in Israël al eeuwenlang elk jaar een gaaf lam.

Het offerlam
Zonder bloedvergieten is er geen vergeving mogelijk. De schuld die de zonde veroorzaakt kan alleen maar goedgemaakt worden met een leven. In het bloed zit het leven. Daarom moet er bloed vloeien voor de zonden die mensen begaan. Maar God kijkt niet naar de zonde als Hij naar een geschikt lam kan kijken.

Lucas 2 vers 41-43, Exodus 12 vers 1-27, Leviticus 1, 22 vers 19-20, Psalm 130, Hebreeën 10 vers 1-20

 

9 Jezus kiest voor zijn Vader

Jezus is deze dagen tijdens het feest in Jeruzalem meestal op het buitenste tempelplein te vinden. In de overdekte galerijen naast de muren zijn tussen de pilaren leerzalen ingericht waar de rabbi’s onderwijs geven. Jeruzalem staat bekend om deze wetgeleerden, die over de godsdienst waken en deze strikt in stand proberen te houden. Jezus luistert hoe ze de Schrift uitleggen, maar is vooral benieuwd wat ze Hem kunnen vertellen over God zelf. Door de verhalen van zijn ouders is het in Hem opgekomen dat God zijn Vader moet zijn. Wat weten ze van Hem?

Het duurt niet lang of Jezus begint de schriftgeleerden vragen te stellen. ‘God zegt vaak dat Hij er zal zijn. Hoe wil Hij er voor ons zijn? Kun je Hem Vader noemen?’ vraagt Hij.
En ook: ‘Mozes heeft gezegd dat God de Schepper en de Vader van zijn volk is, maar dat zijn kinderen Hem al snel ontrouw werden. Waarom keerden Gods kinderen hun Vader de rug toe?’

Zulke vragen stelt Jezus, en nog meer.
De schriftgeleerden staan verbaasd over deze gretige leerling. Sommige van hen hebben er plezier in dat Hij van die scherpe vragen stelt, maar anderen ergeren zich aan Hem. Zo praat je toch niet over de Eeuwige? Ze hebben nog nooit iemand onder hun gehoor gehad die zo intensief met God bezig is. En zo jong al. Maar waarom hecht die jongen zoveel belang aan God als Vader?
Wat ze niet weten is dat Jezus op zoek is naar zijn eigen Vader.
En wat Jozef en Maria niet weten is dat Hij zich langzaam van hen losmaakt, om zich te kunnen hechten aan die hemelse Vader.

Jozef en Maria zijn al uit Jeruzalem vertrokken en aan de terugweg begonnen als ze ontdekken dat Jezus niet in hun reisgezelschap is. Waar kan die jongen zijn? Ze zullen terug moeten om Hem te zoeken.
Drie dagen later treffen ze Hem aan in de zuilengalerij van de tempel. Hij zit daar in alle rust tussen de rabbi’s.
Ze zijn helemaal ontdaan.
‘Kind, waarom heb je ons dit aangedaan?’ zegt zijn moeder. ‘Weet je niet hoe ongerust je ons gemaakt hebt?’
‘Waarom hebben jullie zo naar Mij lopen zoeken?’ antwoordt Jezus. ‘Wisten jullie dan niet dat Ik hier bezig wilde zijn met de dingen van mijn Vader?’
Ze begrijpen niet precies wat Hij bedoelt, maar Maria voelt wel aan dat haar zoon op zoek is naar het geheim van zijn afkomst.
Wie is Hij, wie is zijn Vader, wat verwacht die van Hem? Hij komt nu op een leeftijd dat Hij zich op zijn toekomst zal gaan voorbereiden.

Samen keren ze naar Nazaret terug.
Jezus is weer de timmermanszoon. Hij schikt zich naar zijn ouders en doet alles wat de Joodse wet Hem voorschrijft. Hij groeit uit tot een sterke, verstandige jongeman, die in zijn omgeving opvalt door zijn wijsheid. Hij staat bij iedereen in de gunst. Het is duidelijk dat Gods genade op Hem rust.

God de Vader
In de Schrift (het Oude Testament in de Bijbel) wordt God maar een paar keer Vader genoemd. God wil wel de Vader van zijn volk zijn, maar de mensen zien God meer als hun baas en hun rechter. Maar Jezus heeft een andere kijk op God. Hij noemt Hem zijn Vader.

Lucas 2 vers 42-52, Deuteronomium 32 vers 3-7, Jesaja 64 vers 6-8, Jeremia 3 vers 19-22, Psalm 89 vers 20-30, Johannes 10 vers 30