Deel 2 Noach

1. Noach
2. Veilig in de ark
3. De regenboog
4. De toren van Babel

 

 

 

1 Noach

God ziet dat alles steeds slechter wordt. Alles wat de mensen uitdenken en doen is allemaal even slecht. Niemand zoekt Hem, niemand vertrouwt op Hem, allemaal doen ze hun eigen zin. Het is bar en boos.
Daarom besluit God dat de hemel gesloten moet worden en dat er op aarde een einde gemaakt moet worden aan alles wat zo slecht geworden is. God zal de aarde vernietigen. Maar niet voorgoed.

Er is een man met wie God verder wil gaan. Met Noach zal God een nieuw begin maken, want Noach vindt genade in zijn ogen.
Noach is anders dan al die mensen om hem heen. Noach kent rust. Hij leeft in vertrouwen op God. Daarom kan Noach Gods genade, Gods onverdiende goedheid ontvangen. En daarom wil God met Noach opnieuw beginnen.

God neemt Noach in vertrouwen.
‘Ik ga alle slechtheid met water wegspoelen,’ zegt Hij tegen hem. ‘Maar jij moet een boot, een ark bouwen. Het moet een enorme kist worden met drie verdiepingen. Daar zal Ik je in bewaren, jou en je gezin. Die ark zal ook groot genoeg zijn voor alle dieren die mee moeten,’ zegt God. ‘Want Ik zal ervoor zorgen dat er twee exemplaren van elke soort in meegenomen zullen worden, en van sommige soorten zeven, die je aan Mij zult offeren.’
God geeft precies aan hoe Noach de ark moet bouwen. Het zal een veilige plek zijn, zodat Gods plan met mensen toch door kan gaan.
‘Ik maak met jou de afspraak dat jij en je nakomelingen zullen blijven leven,’ zegt God. ‘Met jou wil ik verdergaan, want jij kent mijn genade.’

Noach doet wat God zegt. Hij begint te bouwen.
En hij heeft bekijks met zijn bouwwerk. Hij trekt publiek.
De ark is een duidelijk teken. Het laat zien dat God de mensen wil redden. Maar de mensen lachen Noach uit.
‘Denk je nou echt dat we Gods redding nodig hebben?’ zeggen ze. ‘Zo’n ark is nergens voor nodig. Verloren moeite. Wij redden onszelf wel.’
De mensen kunnen zich geen zondvloed voorstellen. Ze geloven niet dat God met regen en overstromingen een einde wil maken aan de wereld. Ze geloven sowieso niet dat God alles afkeurt wat ze zonder Hem doen en dat ze op Hem moeten vertrouwen.
Ze willen niet luisteren. Ze verklaren Noach voor gek.
Maar Noach bouwt een enorme schuit van hout en richt die in met kamers. Hij besmeert de wanden vanbinnen en vanbuiten van boven tot onder met teer, zodat hij waterdicht wordt. Daarna sleept hij voedselvoorraden naar binnen.

Als alles klaar is, brengt God de dieren in koppeltjes naar de ark. Zo vinden de vogels, het vee, de wilde dieren, de insecten en zelfs de kruipende beesten een plekje.
Ook Noach gaat de ark binnen, samen met zijn vrouw, zijn zonen Sem, Cham en Jafet en hun vrouwen. Voordat de eerste spetters vallen, sluit God zorgvuldig de deur. Wat er ook gebeurt, Noach en zijn gezin zal Hij veilig bewaren.

De ark
Het woord ‘ark’ betekent gewoon ‘kist’. De superkist van Noach hoefde alleen maar te kunnen drijven. Hij was 150 meter lang, 25 meter breed en 15 meter hoog. De mensen hadden waarschijnlijk nog nooit regenbuien en overstromingen meegemaakt. Het land bleef tot die tijd vochtig door dampen.

Genesis 6 vers 5-22, 7 vers 1-16, Hebreeën 11 vers 7, Matteüs 24 vers 36-39

 

2 Veilig in de ark

Dan valt de duisternis in. Het gaat zo hard regenen dat je geen hand voor ogen meer ziet. De aarde krijgt het zwaar te verduren met stortbuien en wolkbreuken, stormen, vloedgolven en overstromingen.
Nooit eerder viel de regen met bakken uit de hemel en rolden er vloedgolven als bergen over de aarde. Nooit eerder ging het zo tekeer. De nevel die de aarde beschermde en de mensen een lang leven bezorgde wordt weggevaagd.

Hoger en hoger stijgt het water, totdat het over heel het land en alle heuvels en zelfs over de hoogste bergtoppen heen kolkt.
En alles wat leeft en door Satan werd bedorven wordt door die woeste watermassa’s verzwolgen.

Veertig dagen en nachten dreunt de regen op het dak van de ark. En als de zondvloed is uitgewoed, gaan er nog weken overheen voordat de aarde droogvalt.
Binnen wachten mens en dier gespannen af. Hoe lang moeten ze nog eten van de voedselvoorraden die ze ingeslagen hebben? Hoe lang nog slapen in elkaars geuren en geluiden? Ze voelen de ark nog steeds op en neer deinen.

Toch wil Noach wel eens weten of het buiten nu al droog wordt. Hij opent het raam van de ark en laat een raaf los. Die blijft heen en weer vliegen, want hij leeft van het rottende vlees dat buiten ronddrijft. Noach begrijpt dat de aarde nog steeds blank staat. Het oordeel is nog niet voorbij.

Een week later laat hij een duif los, maar die keert terug. Ze vindt geen rustplaats voor de holte van haar pootjes, omdat het water ook nu nog te hoog staat.
Zeven dagen later laat Noach de duif weer los. Deze keer komt ze terug met een jonge olijftak. De duif wordt in de ark uitbundig begroet: kijk, er verschijnt dus nieuw leven op aarde!

Weer zeven dagen later laat Noach opnieuw dezelfde duif los. Ze wachten en wachten, maar nu komt de duif niet meer terug.
Noach is blij, want hij weet dat de duif eindelijk rust heeft gevonden, omdat het water is weggezakt en het oordeel is uitgewoed. ‘Goddank – nu kunnen we opnieuw beginnen!’ roept hij.

De duif
De duif is een symbool van de heilige Geest. In het verhaal van Noach zien we dat de duif rust vindt als het water is verdwenen. Zo is het ook met Gods Geest. Die wil graag op aarde bij de mensen zijn. Toen Jezus gedoopt werd en uit het water opstond, kwam Gods Geest als een duif op Hem rusten. Dat is het bewijs dat Gods oordeel ons niet meer hoeft te treffen, maar dat we Gods Geest mogen ontvangen.

Genesis 7 vers 17-24, 8 vers 1-14, 1 Petrus 3 vers 18-22

 

3 De regenboog

De reddingsoperatie is geslaagd.
God zegt dat Noach en zijn vrouw, zijn zonen en schoondochters uit de ark tevoorschijn kunnen komen. Hij wil met deze acht opnieuw beginnen.
‘Ga maar, het is veilig,’ zegt Hij. ‘Nu kunnen jullie een normaal gezinsleven opbouwen.’
Ze kijken om zich heen: wat een uitzicht!
Zo te zien is de ark op een bergtop blijven steken. Noach noemt die berg Ararat, wat betekent dat de vloek is uitgeraasd.

God zegt dat Noach de dieren nu maar los moet laten.
‘Ze moeten jongen krijgen en de aarde vullen,’ zegt Hij.
En daar gaan ze, twee bij twee, soort bij soort, van de grootste tot de kleinste. Al die dieren rennen en springen, huppelen, stampen en kruipen, vliegen en fladderen de wijde wereld in.
God maakt een nieuw begin met de mensen, maar ook met alle dieren en met de complete aarde.
Noach geeft God een brandoffer van de extra dieren die God in de ark had gebracht. Hij slacht de dieren op een stapel stenen en verbrandt ze, precies zoals God had gezegd. En met dat offer sluit God het oude tijdperk af.

God zegt: ‘Ook al is de mens nu eenmaal slecht zolang de zonde invloed heeft, Ik zal de aarde nooit meer daarom vervloeken. Zolang de aarde bestaat, zal er tijd zijn om te zaaien en te oogsten. Zomer en winter, hitte en koude, dag en nacht zullen nooit meer ophouden.’

‘Ik zal jullie goeddoen en zegenen,’ zegt God tegen de mensen. ‘Jullie zullen de aarde bevolken en niet alleen planten eten, maar ook vlees. Jullie zullen eerbied hebben voor het bloed en het leven van mens en dier, want in het bloed zit het leven. Als jullie mensen kwaad doen, zullen mensen jullie kwaad doen, want zo gaat het recht. Maar Ik zal jullie nooit meer uitroeien door een zondvloed. Ik zal er altijd voor jullie zijn.’

Noach is onder de indruk van Gods goedheid. Hij is blij dat God een nieuw begin wil maken met hem en zijn gezin, en met alle mensen die na hem zullen komen.
Terwijl ze daar met z’n achten op die bergtop staan, zien ze in de lucht een boog met kleuren verschijnen: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet.

‘Ik maak een afspraak met jullie,’ zegt God.
‘Ik plaats mijn boog in de wolken, de regenboog.
Die is het teken van het verbond dat Ik met jullie sluit en met alles wat leeft. Hij is een teken van hoop. Telkens als je de regenboog ziet, mag je eraan denken dat Ik voor alle mensen, alle dieren en voor heel de aarde altijd en eeuwig vol genade zal zijn. Ja, Ik zal er voor jullie zijn.’
En met die belofte stappen Noach, zijn vrouw, zijn zoons en hun vrouwen die nieuwe wereld in.
De wereld onder de regenboog.

Noach
Wat was er zo bijzonder aan Noach, dat hij gered werd? Zijn naam betekent ‘rust’. Hij had geloofsrust: vertrouwen in God. Daarom kon God hem genade geven, staat er in de Bijbel. Die genade kwam niet alleen Noach ten goede, maar ook zijn hele gezin en zelfs de hele wereld. De regenboog is een teken van die genade. God regeert vanaf zijn troon, waar altijd een regenboog omheen staat, lezen we in het laatste bijbelboek. Hij is de genadekoning. Hij zweert dat Hij ons nooit meer zal bedreigen.

Genesis 8 vers 15-22, 9 vers 1-17, Openbaring 4 vers 3, Jesaja 54 vers 9-10

 

4 De toren van Babel

De zonen van Noach gaan elk een kant op. Ze krijgen kinderen, kleinkinderen en door de jaren heen dus steeds meer nakomelingen.
De aarde raakt weer vol met mensen. Al die mensen spreken één taal. Ze zoeken elkaar op.
‘Laten we een stad bouwen,’ zeggen ze tegen elkaar, ‘dan blijven we bij elkaar en staan we samen sterk. We maken er één organisatie van.’
Ze bouwen een stad. Babel noemen ze die. En ze bouwen maar door; de ene persoon bouwt nog mooier dan de andere. Huizen worden villa’s. Villa’s worden paleizen. Straten worden voorzien van pleinen en parken. De stadsbewoners zijn maar wat trots op hun bouwwerk. Ze lopen graag te paraderen door hun stad, helemaal verrukt van hun eigen prestaties. Ze lopen ook te pronken met hun gezonde lijven en dure kleren. Ze verzinnen de gekste dingen en doen alles waar ze zin in hebben. Niemand houdt hen tegen. Het stadsleven geeft hun het gevoel dat ze machtig zijn als goden.

De mensen zijn ervan overtuigd dat alles wat ze zich in hun hoofd halen ook zal lukken.
‘We zijn zo goed dat we alles kunnen wat we maar willen,’ zeggen ze tegen elkaar. ‘Laten we een toren bouwen die zo hoog is dat we er de hemel mee kunnen bereiken.’
Dus bouwen ze een toren tot in de wolken, die zijn schaduw werpt tot ver voorbij de stadspoort.
‘Wat goed hè, die toren!’ roepen de stedelingen elkaar toe. ‘Dat hebben we mooi voor elkaar gekregen.’ Ze wijzen omhoog en slaan elkaar op de schouders. ‘Samen kunnen we alles. We zijn het centrum van de wereld. Onze naam zal altijd blijven bestaan. Jaja, kijk maar, met z’n allen kunnen we net zo veel als God.’

Maar God ziet het gevaar. Hij weet waar de stad met zijn toren toe kan leiden.
‘Dit kan niet goed gaan,’ zegt Hij. ‘De mensen voelen zich als goden. En dit is nog maar het begin; ze kunnen nog veel meer. Maar dat zal hen zo trots maken dat ze Mij de rug toe zullen keren. Dan zullen ze elkaar vernietigen en de aarde erbij.’

God weet dat de taal de mensen samenbindt.
‘De mensen voelen zich machtig omdat ze een en dezelfde taal spreken,’ zegt Hij. ‘Daarom zal Ik een spraakverwarring veroorzaken, zodat ze elkaar niet meer kunnen verstaan.’
‘Wat zeg je?’ vraagt de een in een vreemde taal.
‘Wat bedoel je?’ vraagt de ander in een andere taal.
‘Ik begrijp je niet,’ zegt weer een ander in weer een andere taal.
Babel verandert in een stad vol spraakverwarring. Niemand begrijpt de ander nog. De burgemeester kan de penningmeester niet meer volgen. De metselaar snapt niet wat de architect bedoelt. Wat de leraar zegt is abracadabra voor zijn leerlingen. Alles wordt één grote chaos.

De mensen worden stapelgek van elkaar en vertrekken allemaal een andere kant op. Uiteindelijk verspreiden ze zich over alle uithoeken van de aarde.
Maar hoe zal God zijn plan nu voortzetten om er te zijn voor alle mensen? Wie zal Hij daarvoor kunnen gebruiken?

Babel
Babel betekent ‘verwarring’. Daar komt onze uitdrukking ‘ Babylonische spraakverwarring’ vandaan. Dat zeg je als je elkaar niet meer begrijpt. Babel staat in de Bijbel symbool voor trotse mensen die denken dat ze zonder God kunnen leven.

Genesis 9 vers 18-19, 11 vers 1-9