Drie keer feest

‘Driemaal per jaar moeten jullie ter ere van mij feestvieren.’

Exodus 23:14

God houdt ervan als zijn volk feestviert. De Israëlieten krijgen in de woestijn de opdracht om elk jaar drie feesten te vieren ((Ex. 23:14-17, Ex. 34:18-26, Lev. 23, Num. 28:16-31, Deut. 16:1-17). Er wordt dan niet gewerkt, maar wel feestelijk gegeten en herdacht wat God heeft gedaan.

Ten eerste is er het feest van het Ongedesemde brood (ook wel het feest der Ongezuurde broden of Paasfeest genoemd). Dit feest wordt vroeg in het voorjaar gevierd, bij de gersteoogst. Het duurt een week en sluit aan op de pesachmaaltijd, waarmee de Israëlieten de bevrijding uit Egypte herdenken.

Ten tweede het Oogstfeest (Wekenfeest of Pinksterfeest). Dit wordt altijd zeven weken na het eerste feest gevierd (de vijftigste dag is de pinksterdag). Het sluit de tarweoogst af. Het feest herinnert Israël aan de wetgeving op de berg Sinaï.

Ten derde het Inzamelingsfeest (Loofhuttenfeest). Dit feest valt in het najaar, ter afsluiting van de wijn- en fruitoogst. Het wordt vijf dagen na de Grote Verzoendag gevierd, die eigenlijk acht dagen duurt. Het is voor Israël een herinnering aan de tocht door de woestijn.

Tijdens al deze feesten stroomt het volk samen om te zingen, te dansen en feestoffers te brengen. Vaak gaat het om de tienden van de opbrengst. Daarmee eren ze God voor de zegen en voorspoed die ze van Hem mochten ontvangen.

‘Ze mogen daar niet met lege handen komen; ieder moet geven naar de mate waarin de HEER, uw God, hem heeft gezegend’ (Deut. 16:17).

Tijdens al die feesten vieren de mensen dat God in hun midden wil wonen. Want vooral dat is het vieren waard!

‘Mijn woning zal in jullie midden staan en ik zal nooit een afkeer van jullie krijgen’ (Lev, 26:11).