Eérst de genade – dán de heiliging

Nu vertrouw ik u toe aan God en aan het evangelie van zijn genade.
Handelingen 20:32


Oké, als alles genade is, wat moeten we dan nog doen? Voorlopig niets ...

Het evangelie is het evangelie van genade (Han. 20:24, 32). Er bestaat geen ander fundament waarop we ons christenleven gezond en in de juiste verhouding met God kunnen bouwen (Rom. 5:2). Jezus kwam om Gods genade aan te bieden: zijn onverdiende gunst (Han. 15:11). Die brak de macht van de zonde, die nam de veroordeling weg, die verbindt ons aan God en aan elkaar.

Dat moet goed tot ons doordringen.

Genade is totaal tegengesteld aan onze natuurlijke neigingen. We verwachten dat God ons zal veroordelen – maar dat doet Hij juist niet. We verwachten dat we een pluim krijgen als we ons aan zijn voorschriften houden – maar Hij kijkt alleen maar of we gebruikmaken van zijn genade. We willen goed genoemd worden omdat we goed doen – maar God noemt ons alleen maar goed als we in Jezus rusten.

Het evangelie kent maar één fundament. Genade. Om te voorkomen dat we er toch weer eigen gerechtigheid in stoppen, of wetticisme, moralisme, activisme, moeten we zorgen dat we achter de genade niet nog iets anders plaatsen. Het gaat God om zijn genade, zijn werk, zijn eer.

Pas als we daar diep, diep, diep van doordrongen zijn, als de genade echt ons enige stevige fundament is, kunnen we gaan spreken over Jezus volgen, goede werken verrichten, gehoorzaamheid, heiliging en al die dingen die we mogen doen.

Omdat we anders zo gemakkelijk weer zelf gaan doen wat God al gedaan heeft.