Eerst rechtvaardiging, dan heiliging

Door Christus worden wij rechtvaardig en heilig.
1 Korintiërs 1:30

Stel dat jij een priester bent. Dat ben je ook, God noemt je zelfs een koninklijke priester (Op. 1:6).  Maar stel dat je deze keer dienst mag doen in de tabernakel. Straks mag je de heilige tent binnengaan, maar eerst moet je nog twee dingen doen. Wat valt je daarbij op?

Je loopt in de voorhof allereerst op het koperen altaar af, een grote, hoge, vierkante bak. Je ziet hoe het onder het bloed zit. Je ruikt de geur van verbrand vlees. Dan breng je zelf een offer. En je weet dat God jou daarmee rechtvaardig verklaart.

Vervolgens loop je verder naar het koperen wasvat. Je ziet jezelf weerspiegeld in het water. Kijk hoe vies je eruitziet van het bloed en het vuur. Maar nu mag je jezelf hierin wassen. En je weet hoe jij zodoende gereinigd en geheiligd wordt.

Intussen verbaas je je over de volgorde van Gods werk. Hij verklaart je namelijk eerst rechtvaardig: helemaal goedgekeurd om in zijn aanwezigheid te zijn. Pas daarna werkt Hij jouw heiliging uit: dat je er ook goed uit zult zien voor Hem.

Ja, want zo heeft God het altijd gewild. Op grond van het offer van Jezus heeft Hij jou nu definitief rechtvaardig verklaard, goedgekeurd als zijn kind. Daarna heeft Hij jou zijn Geest gegeven, die jouw heiliging in de praktijk uitwerkt.

Eerst komt dus de rechtvaardiging, daarna volgt de heiligmaking. Eerst heeft God jouw positie veilig gesteld, daarna gaat Hij jou vormen in de praktijk.

Zorg dat je dat nooit omdraait: dat je denkt dat je je eerst voor God helemaal heilig en perfect moet gedragen, voordat je door Hem gerechtvaardigd kunt worden en een beroep kunt doen op zijn zegen.