Francisco de Zurbarán (1598-1664) – De gekruisigde Christus met een schilder

Ik, ik ben het!

De kruisiging is misschien wel het meest geschilderde thema in de kunstgeschiedenis. Maar hier zien we een schilderij dat niet af is. De toeschouwer wordt uitgenodigd om het zelf af te maken. Al eeuwenlang doet dit schilderij een beroep op de verbeelding van de toeschouwer om het te voltooien.

Wat moet er dan nog gebeuren? Daarvoor moeten we het kunstwerk goed bekijken. Op het eerste gezicht zien we een bekend tafereel: de gekruisigde Christus. We zien de dode in het donker hangen aan een houten constructie. Zijn lichaam licht op, zijn naaktheid is bedekt met doeken die inderhaast met een touw om zijn middel zijn gefrommeld. Ze versterken de ruimtelijke suggestie van wat is afgebeeld, je hebt het idee dat je om Jezus heen kunt lopen. Er is een man op het schilderij die mogelijk hetzelfde heeft gedacht en die nu naar Jezus opkijkt. Het moet een kunstschilder zijn, in zijn linkerhand houdt hij een palet en een paar penselen vast. Francesco de Zurubán heeft de evangelist Lucas in beeld gebracht. Lucas was volgens de traditie kunstschilder, omdat hij in de Bijbel arts wordt genoemd, en een arts werkte met natuurlijke producten, net als een schilder, die natuurlijke producten tot kleuren kon mengen voor zijn schilderspalet. (Daarom werden artsen, apothekers en schilders  in de Middeleeuwen in één gilde ondergebracht, het Lucasgilde.)

Wat op reproducties van dit schilderij minder goed te zien is, valt direct op als je voor het origineel in het Prado in Madrid staat: de klodders verf die vanaf het palet van de kunstschilder oplichten als felgekleurde vlammen. Heb je die gezien en laat je je blik dan nog eens over de gestorven man glijden, dan begint het je te duizelen, want hier is werkelijk iets aan de hand waar je wat mee moet. De spijkers die in Jezus’ handen en voeten zijn geslagen vertonen namelijk geen enkel spoor van verwonding. Wat wil de kunstenaar daarmee?

Zurbarán werkte in het Sevilla, waar ook beroemde Spaanse tijdgenoten als Vélasquez en Murillo hun atelier hadden. Net als zij, schilderde Zurbarán meerdere kruisigingen, allemaal met bloed – maar deze dus zonder. Het kunstwerk is nog niet af, er moet nog iets gebeuren. Maar wat? Je beseft dat je terug moet naar de afgebeelde schilder om te kunnen begrijpen wat hier aan de hand is.

Misschien zie je nu hoe Zurbarán het geheim van zijn schilderij prijsgeeft. De kunstschilder wijst namelijk naar zichzelf terwijl hij naar de gekruisigde kijkt, alsof hij zeggen wil: ‘Ik, ik ben het die uw wonden aanbreng.’ Maar wat hij zegt is ten ene male onmogelijk. De kunstenaar kan dit niet, tenzij jij hem daartoe de gelegenheid geeft, door in je verbeelding samen met hem het werk af te maken. Dus verplaats je je in de schilder. Je gaat opnieuw naar de plekken waar Jezus verwond werd, maar nu met penseel en verf. Op hetzelfde moment word je medeplichtig gemaakt aan deze gruweldaad.

Op ingenieuze wijze heeft Zurbarán ons bij de kruisiging van Jezus betrokken. Daar staan we dan, als medeplichtigen aan zijn dood. Door onze verbeelding de gelegenheid te geven om de kruisiging af te maken wil de schilder ons helpen om te beseffen dat wij allemaal schuldig zijn aan de veroordeling van deze onschuldige.

Francisco de Zurbarán (1598-1664): De gekruisigde Christus met een schilder, ca. 1635, olieverf op doek, 105 x 84 cm, Museo del Prado, Madrid.

Doorlezen: Jesaja 53; 1 Petrus 3:18; Galaten 2:20.

Willem de Vink