Fritz von Uhde – Laat de kinderen tot Mij komen

Stralend als een kind

 Waarom hebben zo weinig kunstenaars van naam kinderen tot een thema gemaakt? Zijn kinderen eigenlijk niet de meest sprekende wezens die er rondlopen? Vol van leven in het hier en nu, maar ook vol van betekenis voor de toekomst? Puur en kwetsbaar, maar ook onberekenbaar en wispelturig? Zou het paradoxale, ongrijpbare kinderbestaan geen zalen van topmusea moeten vullen? Ja, Rembrandt schilderde zijn zoon Titus, Picasso een kind met een duif en nog eens een kind met een pop; maar dat waren incidentele gevallen.

Eén van de zeldzame kunstenaars die kinderen wel tot een hoofdonderwerp in zijn werk maakte was de Duitser Fritz von Uhde. Deze negentiende eeuwse schilder maakte hele series kinderen. Bijvoorbeeld tijdens een verblijf in Zandvoort, waar hij 21 studies van visserskinderen schetste, die hij uitwerkte tot meerdere schilderijen. Ook zijn eigen kinderen waren een terugkerend thema. Hij schilderde kinderen binnen en buiten, uitgelaten over een draaiorgel of een hond, maar ook verzonken in hun spel. In tegenstelling tot veel Duitse collega’s schilderde hij met een lichte toets. Gaandeweg werd zijn werk steeds impressionistischer, wat zijn weergave van de levendigheid en spontaniteit van kinderen ten goede kwam.

Naast kinderen koos Fritz von Uhde ook vaak evangelische onderwerpen. Daarin was hij vrijmoedig: hij beeldde Jezus uit in zijn eigen tijd, het dagelijks leven in de laat-negentiende eeuw. Laat de kinderen tot mij komen is Von Uhdes eerste schilderij van zijn reeks over Jezus. Hij brengt hierin zijn liefde voor kinderen én zijn bewondering voor Jezus samen. Hoewel hij Jezus ook hier in het gewone leven plaatst, heeft hij met dit werk meer willen weergeven dan een natuurgetrouw beeld. Er moest iets van leven in doorwerken, een ademende ziel. Hij zei erover: ‘Ik wilde naast het licht een innerlijkheid tonen, dus nam ik de belichaming van het licht erbij, Christus.’

We zien op dit schilderij de Meester in het lokaal van een dorpsschool op een stoel zitten. De ruimte is doordrenkt van licht, dat via de ramen naar binnen stroomt en weerkaatst wordt op de rode plavuizen. Door het raam is een Duitse dorpskerk zichtbaar. We zijn er getuige van hoe Jezus alle tijd neemt voor de kinderen. Zijn houding is een en al rust en aandacht. Hij draagt een hemelsblauw kleed, verfomfaaid en veel te groot, alsof Hij zichzelf als een kind wilde kleden. De kinderen wekken de indruk dat ze zo uit hun spel naar Hem toe zijn gekomen: ze staan bezweet en net zo rommelig gekleed als de Heiland rondom Hem. Ze zijn verlegen, maar ook vol aandacht. Er gloeit een blijde verwachting op hun gezichten, je ziet ze stralen. Jezus moet hun het gevoel hebben gegeven dat ze op heilige grond staan. Ze merken dat Hij te vertrouwen is en hun serieus neemt. Hij is een vriend, die onvoorwaardelijk van hen houdt en hun niet zal teleurstellen. De ouderen die erbij staan weten hun plaats en blijven beschroomd op afstand, getroffen door de woorden van Jezus dat ook zij als kinderen zouden moeten worden.

Maar waarom zouden we volgens Jezus als kinderen moeten zijn? Misschien omdat geloof om een onbevangen houding vraagt. Ervaringen en redenaties doen er niet toe als je Jezus wilt ontmoeten. Je moet komen, al ben je nog zo verlegen. Je moet geloven dat Hij op je wacht en speciaal jou op het oog heeft, omdat je kostbaar voor Hem bent. Je moet een stap naar Hem toe durven zetten en Hem vertrouwen, zoals het meisje dat Hem met rode wangen in de ogen kijkt, of die kleine, die het hoofd op zijn schoot heeft gelegd. Als we zo bij Jezus komen, ervaren we het wonder dat Von Uhde heeft willen schilderen: dat we vanbinnen gaan stralen. Kinderen helpen ons om onze plek te vinden in de leerschool van Gods koninkrijk.

Fritze von Uhde (1848-1911): Laat de kinderen tot mij komen, 1884, 188 x 290 cm, Museum der Bildende Künsten, Leipzig.

 Doorlezen: Matteüs 18:3-5, 21:15-16; Marcus 9:36-37, 10:13-16; Lucas 9:46-48, 18:15-17; Zacharia 8:5.

Willem de Vink