Geen vloekwater meer drinken

Jubel, onvruchtbare vrouw.
Jesaja 54:1


Volgens de wet van Mozes moest een vrouw die verdacht werd van overspel voor de priester verschijnen en vloekbrengend water drinken. Dat water was vermengd met stof, het voedsel van de slang, van Satan, die leeft van veroordeling (Gen. 3:14).

De priester sprak voordat de vrouw de beker aannam een vervloeking uit: als ze schuldig was zou haar naam tot schande zijn en zou ze onvruchtbaar worden.

Voordat de vrouw dronk, moest ze antwoorden met: ‘Amen, amen’ (Num. 5:11-31).

In het Nieuwe Testament lezen we dat Jezus onze ‘Amen’ is (Op. 3:14). Hij is tussenbeide gekomen en heeft de vloekbeker leeggedronken. Hij bad daar in die donkere tuin van Getsemane: ‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan mij voorbijgaat zonder dat ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals u het wilt’ (Mat. 26:42).

Wij zijn allemaal als die vrouw. Vervloekt, als gevolg van ons overspelige gedrag. De zonde veroorzaakt een onvruchtbaar leven. Maar Jezus heeft ons verlost uit de veroordeling en ook de gevolgen van de zonde gedragen. ‘Christus Jezus heeft ons vrijgekocht van deze vloek door voor ons te worden vervloekt’ (Gal. 3:13).

Vandaar dat we in Jesaja 54 lezen over een onvruchtbare vrouw die weer kan jubelen. Het gaat hier over de gemeente die Jezus tot bruid neemt. ‘De kinderen van deze verstoten vrouw zullen talrijker zijn dan die van de gehuwde,’ staat er. ‘Wees niet bang: je zult niet worden beschaamd; wees niet bedrukt: je zult niet worden vernederd (…) Want je maker neemt je tot vrouw’ (Jes. 54:1-5).

Jezus staat als de Amen voor je in, zodat de vloek en de veroordeling je nooit meer kunnen bereiken.

Wees nooit meer bang of bedrukt, laat je niet aanklagen, maar zeg: ‘Amen, Amen!’