Gelovigen zijn koningen

En hij ging op weg zonder te weten waarheen.
Hebreeën 11:8b


Abraham ging op weg. God zou hem wijzen waarheen. En wat hij zou krijgen. Overvloed aan zegen was Abraham beloofd. En hij ging, in vertrouwen, zoals iemand gaat die door God rechtvaardig is verklaard.

‘Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou krijgen’ (Heb. 11:8a).

Abraham volgde ‘de Koninklijke Weg’, die via Damascus in Syrië langs de oostkant van de Jordaan naar het zuiden voert. Die weg bestaat nog steeds.

Je zou op een zwerver kunnen lijken als je op weg gaat zonder te weten waar je uitkomt. Maar dat ben je niet als je in vertrouwen met God gaat. Dan volg je een koninklijke weg. Dan ben je in Gods ogen een koning, een erfgenaam, die alles ontvangt wat Hij belooft. Dan ben je op Hem gericht en ga je je ook gedragen als een koning.

Zo gebeurt dat met Abraham. Hoewel hij geen stad of land bezit, zien de omstanders in hem wel degelijk een koning. ‘Wij beschouwen u als een vorst die door God zelf begunstigd wordt,’ zeggen ze (Gen. 23:6).

Dat zal maar van je gezegd worden! Wat een genade!

Koningen, dat kan ook van ons gezegd worden. ‘Onder je nazaten zullen koningen zijn’ (Gen. 17:6), belooft God aan Abraham. Dat gaat over ons. De Bijbel zegt dat alle gelovigen kinderen van Abraham zijn (Gal. 3:7). Ook koningen (Op. 5:10). Volg je de koninklijke weg, dan deel je in de zegen van Abraham.

Heeft God jou geroepen? Heeft Hij jou rechtvaardig verklaard? Beschouw jezelf onderweg dan als een vorst die door God zelf begunstigd wordt!