God als Vader of als rechter

‘En ik dacht: Jullie zullen “vader” tegen mij zeggen, jullie keren je niet van mij af.’
Jeremia 3:19

Mozes werd door God aangesteld als de redder van zijn volk. God stuurde hem naar Egypte om voor farao en heel de wereld te verklaren wie God is en hoe God met zijn volk omgaat. Als een vader!

‘En dan moet jij tegen de farao zeggen: “Dit zegt de HEER: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon”’ (Ex. 4:22).

Maar nu heeft het volk God als Vader afgewezen.

‘U hebt toch gezien hoe hij het in Egypte voor u opnam, en ook in de woestijn, waar u ervaren hebt dat de HEER, uw God, u gedragen heeft zoals een vader zijn kind draagt, de hele weg die u gegaan bent tot uw aankomst hier. Desondanks vertrouwde u niet op de HEER, uw God, hoewel hij u voorging op uw weg om een plaats voor u te zoeken waar u uw kamp kon opslaan, en u ’s nachts met een vuur en overdag met een wolk de weg wees die u moest gaan’ (Deut. 1:30-33).

Door heel het Oude Testament klinkt de klaagzang van de Vader over zijn zoon.

Toen Israël nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen. Hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen (Hos. 11:1-2).

Als Jezus duidelijk wil maken hoe God als Vader is, stuit Hij ook weer op dezelfde halsstarrigheid. De mensen vertrouwen liever op de wet dan op God, want dan kunnen ze op zichzelf vertrouwen. Maar de wet klaagt mensen aan en veroordeelt hen. Gods genade daarentegen draagt mensen en bevestigt hen als Gods kinderen.

‘U moet niet denken dat ik u bij de Vader zal aanklagen; Mozes, op wie u uw hoop hebt gevestigd, klaagt u aan’ (Joh. 5:45).