God dichtbij of op afstand?

‘Op elke plaats waar ik mijn naam wil laten noemen, zal ik naar jullie toe komen en je zegenen.’
Exodus 20:24

Als het volk het zelf wil doen, zal God zeggen wat Hij van hen verwacht. Daarom komt Hij met de wet.

Voor die tijd zei God telkens dat Hij het zou doen. ‘Ik zal …’

Nu zegt God wat het volk moet doen. ‘Gij zult …’

Het wetverbond is dan ook anders dan het verbond dat God met Abraham sloot. Dat verbond kwam helemaal van Gods kant. Dit verbond moet van twee kanten komen. Beide partijen moeten het waarmaken.

Maar wat gebeurt er met je als je jezelf moet waarmaken tegenover God? Dan ben je binnen de kortste keren bang.

Iedereen in het kamp beefde (Ex. 19:16).

Als je de voorwaarden te horen krijgt en God als rechter leert kennen, blijf je liever op afstand.

Heel het volk was getuige van de donderslagen en lichtflitsen, het schallen van de ramshoorn en de rook die uit de berg kwam. Bij die aanblik deinsden ze achteruit, en ze bleven op grote afstand staan (Ex. 20:18).

Alles wat God zegt wordt bedreigend voor je. Je wilt niet meer horen wat Hij te zeggen heeft.

Ze zeiden tegen Mozes: ‘Spreekt u met ons, wij zullen naar u luisteren. Maar laat God niet met ons spreken, want dan sterven we’ (Ex. 20:19).

Maar God blijft naar wegen zoeken om het vertrouwen van zijn kinderen te winnen. Gelijk met de wet wordt er een offerdienst ingevoerd, die God en zijn volk met elkaar moet verzoenen.

‘Maak voor mij een altaar van aarde, en slacht daarop je schapen, geiten en runderen voor de brandoffers en vredeoffers. Op elke plaats waar ik mijn naam wil laten noemen, zal ik naar jullie toe komen en je zegenen’ (Ex. 20:24).