God blijft bemoedigen

‘Ik zal je niet alleen laten tot ik gedaan heb wat ik je heb beloofd.’
Genesis 28:15


‘De oudste zal de jongste dienen,’ had God gezegd toen Esau en Jakob geboren zouden worden (Gen. 25:23). Dus dacht de jongste dat hij God wel een handje kon helpen door de oudste het eerstgeboorterecht te ontfutselen. En dat lukte, dankzij een pan soep. Zijn moeder hielp hem vervolgens om ook nog de zegen te stelen (Gen. 27).

Maar met al die slimme trucjes brengt Jakob zichzelf in een netelige situatie. Zijn broer is woedend en staat hem naar het leven. Hij moet vluchten.

En zo verlaat de man die het eerstgeboorterecht bezit en op wie de zegen rust het beloofde land. Hij wordt een vluchteling (Gen. 28).

Onderweg ziet Jakob in een droom de hemel opengaan. Gods engelen wandelen op een trap op en neer in zijn richting. En vanuit die geopende hemel spreekt God.

God spreekt, ja. Juist nu Jakob alles verpest lijkt te hebben. God herhaalt de belofte die Hij aan Abraham en Isaak gedaan heeft, alleen nog rijker en uitgebreider. En ook nog persoonlijker (Gen. 28:13-15).

‘Alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jij en je nakomelingen. Ikzelf sta je terzijde, ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en ik zal je naar dit land terugbrengen; ik zal je niet alleen laten tot ik gedaan heb wat ik je heb beloofd’ (Gen. 28:15).

Jakob is verbaasd dat God er in deze miserabele situatie toch voor hem is. Niet met verwijten, maar met beloften.

‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘op deze plaats is de HEER aanwezig. Dat besefte ik niet’ (Gen. 28:16).

Luister goed en verbaas je dat God er inderdaad zo voor je is en zal zijn!