God voorziet voor iedereen

Want er is geen aanzien des persoons bij God.
Romeinen 2:11 (NBG ’51)

God voorziet. Jezus heeft gezegd dat Hij gekomen is om leven en overvloed te geven (Joh. 10:10). Die overvloed biedt Hij iedereen aan, niemand uitgezonderd.

Ook Israël maakt gebruik van die genade. Iedereen mag in de woestijn zo veel manna nemen als hij of zij denkt nodig te hebben.

‘De HEER heeft bepaald dat ieder ervan kan verzamelen wat hij nodig heeft’ (Ex. 16:16).

De mensen nemen dus naar believen. Maar als ze het onderling vergelijken heeft iedereen toch evenveel.

De een verzamelde veel, de ander weinig. Toen ze het namaten, hadden zij die veel verzameld hadden niet meer dan een omer, en zij die weinig verzameld hadden niet minder, terwijl toch iedereen zo veel had genomen als hij nodig had (Ex. 16:17-18).

Kijk: iedereen vindt evenveel zegen in zijn emmertje. Een grappige ontdekking, vind je niet? Maar ook veelzeggend. God houdt er namelijk geen lievelingetjes op na. Hij kent geen aanzien des persoons. Zijn maatstaf is voor iedereen gelijk, omdat zijn genade voor iedereen even overvloedig is.

Jezus maakt dat duidelijk met een verhaal. Er is een landheer die elke dag werk heeft waar dagloners op af komen. Sommigen bieden zich ’s ochtends al aan, sommigen ’s middags, sommigen pas ’s avonds. Maar aan het eind van de dag krijgt iedereen toch hetzelfde loon uitbetaald (Mat. 20:1-16).

Oneerlijk? Nee, want zo werkt Gods genade. Ben je jong of pas bekeerd, dan ben je God net zoveel waard als een ervaren senior.

‘Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten’ (Mat. 20:16).

Niet mopperen dus als je ziet hoe God iemand anders zegent. En ook niet denken dat jij wordt overgeslagen.