Gods werk smaakt altijd goed

Proef, en geniet de goedheid van de HEER, gelukkig de mens die bij hem schuilt.
Psalm 34:9

God werkt als iedereen rust. Want zodra de Israëlieten ’s ochtends hun tentdoek opzij slaan, zien ze de grond bezaaid met prachtige witte korrels. Ze vragen aan Mozes wat het is.

‘Dat is het brood dat de HEER u te eten geeft’ (Ex. 16:15).

Dat manna ziet er aantrekkelijk uit. En het smaakt goed. Het leek op korianderzaad, maar dan wit, en het smaakte als honingkoek (Ex. 16:31). Het is ook uiterst voedzaam. Van hemelse kwaliteit.

Hij gaf een bevel aan de hoge wolken
en de deuren van de hemel gingen open,
manna om te eten regende op hen neer.
Hij schonk hun het koren van de hemel,
zij aten het brood van de engelen,
hij stuurde voedsel dat hen verzadigde
(Ps. 78:23-25).

Maar er komt een moment dat het manna niet meer zo smaakt: ‘We zien nooit iets anders dan dat manna’ (Num. 11:6). Het ziet er nu ook anders uit. Het manna leek op korianderzaad maar had de kleur van balsemhars (Num. 11:7). Dat komt omdat de mensen er zelf mee aan de slag zijn gegaan. Ze hebben het bewerkt.

Ze verzamelden het overal in de omtrek, maalden het met een handmolen of stampten het fijn in een vijzel, kookten het in een pot en maakten er koeken van. Die smaakten alsof ze in olie gebakken waren (Num. 11:8).

Jammer, maar zodra genade vermengd wordt met ons eigen werk verliest het zijn smaak. Het sprankelende karakter, de hemelse verrassing, gaat eraf. Genade is dan geen genade meer, geen onverdiende gunst. Wat overblijft is taai, teleurstellend en reden tot gemopper.

Tip – Stop de neiging om God een handje te helpen.