God wil dat het je financieel goed gaat

 

‘Betaal hun voor ons allebei.’

Matteüs 17:27

Jezus trekt met twaalf leerlingen door de provincie. Ze hebben hun werkzaamheden achter zich gelaten. Sommigen hadden een bedrijf, boten, huizen, een familie om te onderhouden. Toch lees je nergens dat er in de omgeving van Jezus geldgebrek heerst. Integendeel.

Bij de wonderbare broodvermenigvuldiging hoor je over een goedgevulde beurs (Marc. 6:37). Er wordt zelfs een penningmeester in de groep aangesteld om de kas te beheren (Joh. 13:29).

 

Nu klopt de tempelbelasting bij Simon Petrus aan. Jezus geeft hem de raad om met een hengel in zijn oude beroep van visser te stappen. De eerste vis die hij vangt zal genoeg opleveren om de belasting van te betalen. En kijk: er zit een muntstuk in de bek van die vis.

Hier zie je dat God ook betrokken is bij je financiële situatie. Hij bestempelt jou als zijn erfgenaam (Kol. 1:12). Hij wil dan ook dat je zijn erfenis goed beheert (Kol. 3:23). Hij kan een wonder bewerken als dat nodig is. Maar Hij is er vooral opuit om je zo te zegenen dat je leert om goed met je mogelijkheden om te gaan. En daar financieel voordeel in te ontwikkelen.

‘U moet beseffen dat het de HEER, uw God, is die u in staat stelt om die welvaart te verwerven’ (Deut. 8:18).

God wil dat het je zo goed gaat dat je ook anderen kunt helpen. Jezus gaf Petrus goede raad en Petrus kon daarmee dubbelop voorzien: voor zichzelf en voor Jezus.

God heeft de macht u te overstelpen met al zijn gaven, zodat u altijd en in alle opzichten genoeg voor uzelf hebt en ook nog ruimschoots kunt bijdragen aan allerlei goed werk (2 Kor. 9:8).

Matteüs 17:24-27