God zag jou: zeer goed!

God keek naar alles wat Hij gemaakt had en zag dat het zeer goed was.
Genesis 1:31


Waarom die eerste bladzijde in de Bijbel? Waar begint alles mee? Kijk eens goed: met God die de wereld schiep – uit liefde. Jazeker, alles in Hem wilde mensen. Vader, Zoon en Geest waren vol verlangen naar dat ene schepsel, die ene metgezel.

Daarom sprak Hij een perfecte omgeving tot leven waarin zijn mens zich naar hartelust zou kunnen bewegen. Een paradijs voor die ene mens, dat ene kind en alle daaropvolgende kinderen, waarin Hij intiem met hen kon optrekken. Stel je voor: Hij hun Vader, zij zijn kinderen, samen in die ene wereld …

Dus scheidde God het licht van de duisternis, want de mens zou wat Hem betreft een kind van het licht zijn. Hij scheidde de hemel van de aarde, zodat er altijd verkeer mogelijk zou zijn tussen Hem en de mensenwereld. Hij scheidde het water van het land, want Hij gunt de mens een veilig leven zonder angst voor chaos en veroordeling. En telkens was het goed wat God uit zijn mond tevoorschijn zag komen.

God schiep de planten met al hun zaden, omdat zaad van de vermenigvuldiging spreekt die Hem voor ogen staat, van overvloedig leven. De sterrenstelsels en planeten, die het ritme van de seizoenen dicteren, omdat de mens moet weten hoe God alle dingen vernieuwt en vernieuwt. De dieren in het water, in de lucht, op het land, zodat de mens zich zou blijven verbazen over al die variaties, al die levenskracht. En goed dat het was!

En toen de mens. Die ene! God sprak hem tevoorschijn en blies hem zijn eigen adem in de neus, zijn eigen Geest. Dat was nog eens goed, vond God. Heel goed! En Hij zag al zijn kinderen al voor zich; jou ook, net zo goed!

En wat was het eerste wat God toen deed? Wat, omdat Hij zo is en wil laten weten dat Hij er ook zo wil zijn voor jou?

Hij zegende hen (Gen. 1:28)!