74 Gods aarde, onze aarde

We weten er alles van: het gaat niet zo best met onze aarde. Er zit vervuiling in de lucht, de voorraden raken op, de waterspiegel stijgt, allerlei minuscule organismen doen onvoorspelbare dingen. Er zijn christenen die hierover de schouders ophalen: ”We gaan toch naar de hemel…” Maar de aarde is wél Gods zorg. Zij heeft eeuwigheidswaarde. Wat zeggen beelddragers van God daarvan?

De aarde neemt een belangrijke plaats in binnen Gods gedachten. Hij wil met mensen optrekken op aarde. Daar wordt Gods plan met generaties voltrokken. Verbind de eerste bladzijden van de Bijbel maar eens met de laatste bladzijden. Wat zie je dan? Straks zal God op aarde bij mensen wonen, zoals Hij op aarde bij mensen wilde wonen vanaf het begin. Gods reddingsplan betreft daarom niet alleen de mens, maar ook de aarde.

Adam uit Adama
Wij zijn gemakkelijk geneigd te denken dat alles bij de schepping draait om de mens. Maar in het scheppingsverhaal is de aarde verzenlang het hoofdthema. We worden nadrukkelijk met onze neus op de aarde gedrukt: aarde, aarde, aarde, dat woord wordt als een doorlopend refrein in Genesis 1 en 2 herhaald. In het scheppingsverhaal uit Job 38 en 39 kunnen we lezen dat de mens op deze aarde een bescheiden plaats krijgt toegewezen. Bescheiden, maar ook uniek, omdat de mens in een unieke verhouding staat tot God en de aarde. Hij is de rentmeester die de aarde mag vullen en over haar mag heersen namens God. Het is de bedoeling dat hij het beeld van God zichtbaar maakt in de uitvoering van zijn taak op aarde.

De geschiedenis van de schepping maakt duidelijk dat mens en aarde bij elkaar horen; de mens wordt gemaakt van stof uit de aardbodem (’adam’ uit ’adama’). De mens is gebonden aan de aarde en de aarde is afhankelijk van de mens. Zijn gedrag treft dan ook rechtstreeks de aarde. In de Herziene Statenvertaling lezen we: “En tot de mens zeide Hij: ‘De aardbodem is om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal zij u voortbrengen…'”(Genesis 3 vers 17 en 18). Als de mens geen geluk brengt, maar een vloek veroorzaakt, reageert de aarde daarop met doornen en distels. De malaise die daardoor ontstaat voert naar vergankelijkheid. Desondanks blijft de schepping voortbestaan. Waarom? Omdat God opnieuw tot de mens wil spreken. Hij geeft zijn plannen met de aarde en de mens niet op.

De Erfgenaam
Mensen gaan van kwaad tot erger en dat treft de aarde. Maar hoewel in Genesis een pijnlijk oordeel wordt beschreven, weten we uit dezelfde hoofdstukken dat God het niet opgeeft met zijn schepping. De mens krijgt een herkansing en de aarde wacht op het herstel dat wordt beloofd. De schepping zal bevrijd worden, zegt Paulus in Romeinen 8 vers 21. Hier komt de Messias in beeld, Jezus Christus. De eerste Adam verprutste het voor zichzelf en voor zijn omgeving, maar Jezus, de laatste Adam, brengt herstel. Niet alleen de mens, maar de hele schepping mag straks delen in zijn heerlijkheid.

In welke relatie staat Jezus tot de schepping? Van begin af aan was Hij betrokken bij Gods schepping: ”Mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk” (Spreuken 8 vers 31). Tot het einde toe zal Hij er borg voor staan, door wat op de aarde en in de hemel is, met zich te verzoenen (Kolossenzen 1 vers 15-20). Jezus is volgens Hebreeën 1 vers 2 de erfgenaam van alle dingen. Dat houdt in dat Hij ook de erfgenaam is van alle schulden die op deze aarde drukken, alle rampen waaronder de schepping door toedoen van mensen gebukt gaat. Hij neemt inderdaad al die schulden op zich. Bij zijn veroordeling droeg Jezus een doornenkroon. Wat wil dat zeggen? Hij droeg niet alleen de zonde die de mensen begaan hebben, maar ook de vloek die de aarde in haar greep heeft, doornen en distels die zij voortbrengt sinds de mens zich van God afkeerde. Hij droeg de gevolgen, om die om te keren in een eeuwigdurende overwinning, waar de schepping in mag delen. In Jesaja 55 vers 13 staat het duidelijk omschreven: ”Voor een doornstruik zal een cypres opschieten, voor een distel zal een mirt opschieten, en het zal de HERE zijn tot een naam, tot een eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal worden.”

In verwachting
Om je heen is weinig verwachting. Wie de Schepper wegdenkt en zijn zorg om de aarde, ziet alleen de schepping in haar huidige staat en een aarde die dreigt en bedreigd wordt. Natuurgeweld en milieurampen wisselen elkaar in hoog tempo af. Onder onze ogen voltrekt zich een wereldomvattende ramp, waar je bepaald niet vrolijk van wordt. Het lijkt wel alsof de natuur een doodsstrijd voert, maar de Bijbel noemt het anders. In de Schrift heet het: barensnood. ”De schepping zucht en is in barensnood”, zegt Paulus in Romeinen 8 vers 22. Wat wil dat precies tot uitdrukking brengen? Dat er iets nieuws op komst is. Geboorteweeën doen pijn, maar kondigen tegelijkertijd iets nieuws aan. De schepping zucht, maar is ook in verwachting. Hoor wat er gezongen wordt in de scheppingspsalm over Gods werk: ”Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem” (Psalm 104 vers 30).

Het zuchten van de natuur zal straks veranderen in het jubelen van de schepping. Dat gebeurt als Jezus terugkomt om zijn heerschappij definitief te vestigen. De bomen zullen dan in de handen klappen. De bergen en heuvels zullen uitbreken in gejuich en zelfs de stenen zullen voor Hem zingen. Dan ligt de wolf bij het schaap en de panter bij het bokje, de koe en de berin zullen samen weiden en een kind speelt met een slang. Ik geloof dat. God heeft deze beelden niet opgetekend om ons zoet te houden. Wat Hij zegt, zal echt gebeuren. Wie Jezus kent, leeft vanuit die verwachting op deze gekwetste aarde. Waar Gods gezichtspunt in het vizier komt, is er uitzicht, ondanks de pijn. Ja, de aarde wordt bedreigd. Ja, de schepping heeft het zwaar te verduren en dat is inderdaad onze schuld. En daar zullen we onze verantwoordelijkheid voor moeten nemen. Maar er komt iets nieuws. Het moet anders en het wordt anders. Dat besef motiveert ons om met Gods hulp verantwoordelijkheid te dragen voor de aarde.

Onze kinderen
Onze kinderen krijgen een somber wereldbeeld voorgespiegeld. Het leefmilieu is zwaar aangetast. Het klimaat warmt op, met onvoorspelbare gevolgen. De voorraden van de aarde raken uitgeput. De zeeën en oceanen sterven. De dieren- en plantenrijkdom slinkt dramatisch. Kernafval hoopt zich op. Jongeren krijgen de erfenis van voorgaande generaties op hun nek. En het wordt alleen maar erger. Maar niemand kan leven zonder hoop; kinderen en tieners al helemaal niet. We moet zorg dragen voor onze omgeving, de natuur, de aarde, het klimaat. Maar met welk vooruitzicht doen we dat? Wie opent voor onze kinderen het perspectief dat de Bijbel mensen aan wil reiken? Wie schept voor hen de toekomst die de profetieën weergeven? Wie leert hun om hoopvol in het leven te staan en naar de toekomst te kijken met Gods ogen? Wie helpt hen om vanuit ontzag voor de Schepper met liefde en zorg met de aarde om te gaan?

”De wereld gaat voorbij en haar begeren”, zegt Johannes in een van zijn brieven. Dat is de wereld die beheerst wordt door duistere machten. Van het doemdenken moeten we ons afscheiden, want de aarde is in de ogen van God niet verwerpelijk. Integendeel, zij is voor God de moeite waard om te vernieuwen, want zij heeft volgens Prediker 1 vers 4 eeuwigheidswaarde. Daarom vertellen we onze kinderen van Gods goede werk, zoals dat in Psalm 22 al gedaan wordt.

Er hangt een geur van belofte over deze aarde, een gloed van verwachting. Wie van Gods plannen weet, merkt het op. Jezus heeft als auteur van de schepping met zijn opstanding uit de dood laten zien dat alles anders zal worden. Daarom kan Hij zeggen: ”Zie, Ik maak alle dingen nieuw.” Hij geeft hoop en dat zou iedereen moeten weten, want de wereld biedt geen uitzicht. Er is zowel hoop voor mensen als hoop voor de aarde. Gods plannen gaan in vervulling. Dan beantwoordt de aarde aan het doel waarvoor zij geschapen werd: de plaats waarop God bij mensen zal wonen.

Willem de Vink