Gods naam voor alle generaties

‘Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal Ik blijven doen.’
Johannes 17:26


Adam en Eva kenden Gods naam al. Ze riepen hem uit toen hun kleinkind Enos werd geboren. God zou er zijn, Hij zou met mensen verder gaan, ondanks de zonde en de dood die de wereld binnengeslopen waren (Gen. 4:26).

Noach kende Gods naam ook. God bemoeide zich als de schepper met alle dieren, maar ook als de God die er zou zijn speciaal met hem, zijn gezin en heel zijn nageslacht (Gen. 7:1).

En Abraham kende Gods naam. Hij riep die naam uit, overal waar hij rondtrok in het land dat God hem beloofd had. God zou er zijn, Hij zou hem dat ene zaad geven, een nageslacht ook, een volk en vele volken (Gen. 12:8, 13:4, 21:33).

Isaak kende Gods naam. Hij riep hem aan zoals zijn vader Abraham hem aangeroepen had (Gen. 26:25).  

En ook Jakob kreeg Gods naam te horen (Gen. 28:13). Die naam was zijn steun.

‘Op uw hulp hoop ik, HEER!’ (Gen. 49:18).

Mozes leerde die zelfde naam kennen: ‘Ik zal er zijn!’ En iedereen na hem krijgt die kans ook, omdat God zichzelf graag bekendmaakt aan nieuwe generaties.

Ook zei hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. En hij heeft gezegd: ‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties’” (Ex. 3:15).

Gods naam is speciaal verbonden met Jezus. Als je wilt weten hoe God er zal zijn, kijk dan vooral naar Hem (Joh. 17:6,26).