Goede herders versus genaderovers

Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.
Jesaja 40:10

De Bijbel waarschuwt voor slecht leiderschap. Paulus vertelt de oudsten in Efeze hoe hij de gemeente op het fundament van genade heeft gebouwd (Hand. 20:20-32). Maar er zullen mensen komen die Gods genade zullen proberen te roven.

‘Ik weet dat er na mijn vertrek woeste wolven bij u zullen binnendringen, die de kudde niet zullen ontzien’ (Hand. 20:29).

Het zijn leiders die Gods voorzieningen met menselijke standpunten vermengen. Ze komen met aanklachten (je doet het nooit goed genoeg). Twijfels over Gods goedheid (Hij is echt niet zo gul). Een hongerrantsoen (geen voeding vanuit Jezus’ volmaakt volbrachte werk).

God spreekt zulke herders aan.

‘Zwakke dieren hebben jullie niet laten aansterken, zieke dieren niet genezen, gewonde dieren niet verbonden, verjaagde dieren niet teruggehaald, verdwaalde dieren niet gezocht – jullie hebben de dieren hard en wreed behandeld’ (Ezech. 34:4).

God zelf zet de norm voor gezond herderschap – omdat Hij zelf de goede herder zal zijn. En Hij komt met voeding en rust.

‘Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten – spreekt God, de HEER’ (Ezech. 34:15).

De goede herder kun je goed herkennen. Hij komt namelijk niet met eisen, jaagt je niet op en hongert je ook niet uit. Nee, zijn beloning gaat voor Hem uit om jou te verrassen. Want Hij heeft gewerkt en de opbrengst is voor jou.

Ziehier God, de HEER!
Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen.
Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.
Als een herder weidt hij zijn kudde:
zijn arm brengt de lammeren bijeen,
hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien
(Jes. 40:10-11).

Goed leiderschap komt met dat voedsel, die veiligheid en rust.