Helemaal één met Jezus

Door hem bent u één met Christus Jezus.
1 Korintiërs 1:30

Er brandt meer licht in de stad dan gewoonlijk. Het is dan ook de veertiende nisan, de avond waarop pelgrims uit alle delen van het land en zelfs van over de grens samenkomen om in Jeruzalem het pesachmaal te vieren.

Jezus heeft met zijn twaalf discipelen een plek gevonden in een bovenzaal. Ze zingen psalmen, beginnen de maaltijd met ongerezen brood en bitter kruid. De wijn gaat rond. Vervolgens komt het hoofdgerecht aan de beurt, een gebraden lam.

Dan neemt Jezus een stuk brood. Hij zegt dat dit zijn lichaam is en deelt ervan uit. Ook heft Hij de wijnbeker op. Hij zegt dat dit zijn bloed is en laat iedereen eruit drinken. Zo stelt Hij het avondmaal in om een gloednieuw verbond te vieren: Gods afspraken met mensen, die in Jezus zelf hardgemaakt worden.

Later zal Paulus onze verbondenheid met Jezus in het avondmaal benadrukken.

Maakt het brood dat wij breken ons niet één met het lichaam van Christus? (1 Kor. 10:16)

Je mag daarbij denken aan de genezing die Jezus bracht door zelf de striemen in zijn lichaam te dragen (Jes. 53:4-5).

Maakt de beker waarvoor wij God loven en danken ons niet één met het bloed van Christus? (1 Kor. 10:17).

Je mag daarbij denken aan de vergeving van alle zonden die Jezus aan het kruis voor iedereen bewerkstelligde (Mat. 26:28).

Het bittere kruid laat Jezus bij de instelling van het avondmaal achterwege. In het Oude Testament staat dat de zondaar de wijnbeker met bittere kruiden helemaal leeg moet drinken (Ps. 75:9). Maar Jezus, die zonder zonde is, zal die beker zelf leegdrinken (Mat. 26:39). Dus geen bitter kruid meer. Ben je één met Jezus, dan gaan de vloek en de veroordeling aan je voorbij.