Hemel – Wie zie je onderweg?

‘Ga naar het land dat ik je zal wijzen.’ Genesis 12:1b

Abraham staat voor alle migratiestromen kriskras door de wereld. Voor alle emigran- ten, immigranten, vluchtelingen, gelukszoekers, globetrotters. Maar Abraham is ook anders. Hij luistert naar God. Daarom is en blijft hij een vreemdeling in een vreemd land, net als zijn opvolgers.

Ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. Door zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn naar een vaderland (Hebreeën 11:13b-14).

Waar is Abraham naar op weg? Omdat hij met God wandelt kijkt hij omhoog. Daar ziet hij zijn vaderland. Een hemelse stad vol hemelburgers ziet hij: zijn nakomelin- gen, schitterend als de sterren. Dat is Gods belofte aan Abraham.

‘Kijk eens naar de sterren,’ zei hij, ‘en tel de sterren, als je dat kunt.’ En hij verzekerde hem: ‘Zo zal het ook zijn met jouw nakomelingen’ (Genesis 15:5b).

Abraham oefende zijn geloofsogen. Hij zag een hemels land en een hemelse stad.

Samen met Isaak en Jakob, mede-erfgenamen van de belofte, woonde hij daar in tenten omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd. Ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse (Hebreeën 11:9b-10, 16a).

Wij zijn die hemelburgers die Abraham zag. We zijn dan ook verbonden met heel Abrahams nageslacht. En met hun zegen. Ken jij je familiegeschiedenis? Jij bent deel van heel wat generaties hemelbewoners!