12 Hoe word je christen?

Leven met God is een weg. Een levensweg. Op die weg is alles anders. Je verandert zelf ook, stap voor stap. Tenminste, als je dat toelaat. Want je kunt die weg op en af, wanneer je maar wilt. Natuurlijk is het Gods bedoeling dat je dóórgaat op die weg. Maar hoe kom je erop? (Leestijd 15 minuten)

De weg die de Here God met je wil gaan heeft een duidelijk begin. En ook een einddoel. Het is de weg die Jezus Christus ging. Jezus neemt je mee. Hij gaat je voor. Hij is dáár gekomen waar de Here God al Zijn kinderen wil hebben. Daarom moet je scherp letten op Jezus. Het gaat erom dat je Hem volgt. Jezus zei: “Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, zal nooit in het donker rondtasten, maar leven in het licht.” (Johannes hoofdstuk 8 vers 12) Laten we kijken hoe je het beste met Jezus van start kunt gaan.

 

1. Gelóóf!
Hoe ga je op weg met Jezus? Om te beginnen moet je gelóven. Jezus zegt: “Volg Mij!” (Joh. 8:12) Dat is onmogelijk zonder te geloven in Hem.

Waar gaat het dan om als je Jezus wilt volgen?
Je mag vertrouwen hebben in Hem. En je mag vertrouwen hebben in het einddoel waar je met Hem naar op weg bent.
Je kunt ook zeggen: je mag gelóven in Hem. Je gelooft dat Hij ís wat Hij zegt en dat Hij dóet wat Hij zegt. Je gelooft dus in Zijn persoon en in Zijn opdracht. Het gaat bij geloven om deze twee dingen.

1. Geloven in de persoon van Jezus is geloven dat Hij de Zoon van God is. Hij is Degene Die laat zien wie God is, want Hij is helemaal één met Gods wezen. Daarom is geloven in Jezus hetzelfde als geloven in God. (Joh. 10:30, Joh. 14:1)

2. Geloven in Jezus’ opdracht is geloven in het doel waarvoor Hij kwam. Gods opdracht aan Jezus was kort gezegd om mensen te redden. Daarom stierf Hij aan een kruis en stond Hij op uit de dood. Je gelooft dat Hij dat ook deed voor jou. (Joh. 12:44-50, Joh. 3:16)

Geloven is altijd vrijwillig. Je stemt ermee in of niet. Soms doe je dat van harte, soms twijfelend, soms even niet. Dat hoort allemaal bij geloven. Maar omdat geloven een relatie is, kun je eraan werken. Je kunt groeien in je geloof. Je geloof wordt sterker als je vriendschap met Jezus hechter wordt.

Geloven heeft dus alles te maken met vertrouwen. Als je Jezus wilt volgen, geloof je dat Hij te vertrouwen is en dat Hij je brengt waar je wezen moet.  De eerste stap op weg met Jezus is dus dat je in Hem gelooft. (Hebr. 11:1, Hebr. 12:1-2, Joh. 14:4-7)

Geloof in Jezus is: vast vertrouwen in Hem; zeker weten dat Hij er is; Hem serieus nemen. Geloof is een vertrouwensrelatie. De Bijbel zegt het zo: “Wat is geloof? Het is de absolute zekerheid dat onze hoop ook werkelijkheid wordt en het is het bewijs van de dingen die wij niet kunnen zien.” (Hebr. 11:1)

 

2. Bekeer je
Op geloven in God volgen daden. Je gaat doen wat je gelooft. Als je gelooft in God, volg je niet langer je eigen weg, maar ga je op weg met Hem. Je keert je af van een leven zonder God en je keert je om naar een leven met God. Dat omkeren heet ‘bekering’. (Ez. 18:21, Hand. 3:19)

Bekering begint met een afspraak. De Here God heeft ervoor gezorgd dat je het goed kan maken met Hem. Hij wacht tot je ingaat op Zijn liefdesverklaring. Begin dus een gesprek met Hem. Wat kun je God om te beginnen vertellen?

  1. Vertel Hem dat het je spijt dat je niet leefde zoals Hij dat bedoeld heeft. Zeg Hem dat je berouw hebt over de dingen die Hem verdriet deden.
  2. Noem de dingen die niet deugen stuk voor stuk bij naam. Vraag God om vergeving.
  3. Beloof Hem dat je met de zonde wil kappen. Vraag Hem om kracht om het voortaan anders te doen.
  4. Bedank Hem dat het offer van Jezus’ bloed je reinigt van alle zonde. Erken dat je Hem nodig hebt om een nieuw begin te maken.
  5. Spreek met Hem af dat je voortaan Zijn weg wil gaan en dat je wil doen wat Hij zegt.

Bid maar, liefst hardop. Bid regelmatig. God is dichtbij.

Bekering begint bij een gesprek met God. Maar dat is nog maar de helft. Want bekering is geen bekering als het alleen maar bij woorden blijft. Het moet direct effect hebben op je daden. God vraagt van je dat jij je afkeert van je oude levenswandel. Hij verwacht dat je de zonde achter je laat en dat je gaat leven zoals Hij dat wil. Natuurlijk is dat niet altijd gemakkelijk. Soms lukt het gewoon niet. Maar God wil je helpen. Bij Hem mag je altijd opnieuw beginnen. Wat er fout ging mag je opruimen en vanaf dat punt mag je weer verder gaan. In de Bijbel staat: ‘Heb er dus berouw over en bekeer je tot God; dan zal Hij je zonden wegdoen, zodat een tijd van verfrissing aanbreekt als je met de Here leeft.’ (Hand. 3:19) Je wordt gaandeweg een ander mens. (Matt. 3:2, 8, Col. 3:1-11, 1 Joh. 1:5-2:2)

Dus. De eerste stap op weg met God is dat je in Hem gelooft en in wat Hij voor jou heeft gedaan. Hij kwam naar jou toe en nu kom je naar Hem. Daarop volgt jouw bekering en dat draait je leven drastisch om. Voortaan volg je Jezus.

Jouw bekering beïnvloedt jouw denken, woorden en daden.

  1. Geloof, jouw denken: “Wat God zegt over m’n zonden is waar.”
  2. Berouw, jouw woorden: “Ik erken m’n schuld en belijd m’n zonden.”
  3. Bekering, jouw daden: “Ik zet recht wat fout is gegaan en doe wat God vraagt.

God reageert met genade, vergeving en herstel!

3. Laat je dopen
God wil dat je op Zijn weg begint met een ‘schone start’. Daar is de doop in water voor nodig. Jezus volgen doe je met hart en ziel. Dat verandert je van binnenuit. Maar ook je lichaam is daarbij betrokken. De doop maakt duidelijk zichtbaar wat er met je gebeurt als je op weg gaat met Jezus.

Tijdens de doop word je een kort moment ondergedompeld in water. Dat gebeurt in het bijzijn van andere christenen. Het is een daad met een enorm rijke betekenis. God wil Zijn werk grondig doen in jouw leven. Hij vraagt of je daarop in wil gaan. In de doop word je betrokken bij de dingen die God met jou wil doen. (Matt. 3:13-17)

De doop is een redmiddel – God doet met de doop Zijn werk van vernieuwing. Terwijl je gedoopt wordt in Jezus’ naam, word je verbonden met Hem. (Hand. 2:38-41)

De doop is een vereenzelviging – In de doop word je één met Jezus’ dood en opstanding. Je wordt Gods erfgenaam en je ontvangt wat Hij beloofde. (Gal. 3:26-27)

De doop is een begrafenis – Je laat je oude leven achter je in het watergraf. God laat je opstaan in een nieuw leven. Hij neemt je aan als Zijn kind. (Rom. 6:1-14)

De doop is een gebed – Als je doet wat God van je vraagt, heb je een goed geweten. Dat geeft je vrijmoedigheid om te bidden. (1 Petr. 3:21)

De doop is een paspoort – Met de doop krijg je een plaats in Gods gezin (de gemeente van Jezus Christus). Het is een feit geworden: je hoort nu thuis in Gods Koninkrijk (daar waar God regeert). De doop is het zichtbare bewijs. (1 Cor. 12:13)

God werkt mee in de doop door jou een plaats te geven in Zijn onzichtbare Koninkrijk. Als bewijs ontvang je de Heilige Geest, Gods vertegenwoordiger op aarde. Petrus maakt dat in de Bijbel duidelijk aan de eerste christenen: ‘Je moet je bekeren tot God en je laten dopen in de naam van Jezus Christus, want dan worden je zonden vergeven. Dan komt de Heilige Geest in je wonen.’ (Hand. 2:38)

4. Ontvang de Heilige Geest
Wat betekenen Jezus’ dood en opstanding? Hij stierf aan een kruis om ons te redden van de zonde. Hij stond op uit het graf om ons nieuw, eeuwig leven te geven. Maar er was nóg iets wat Jezus mogelijk maakte met Zijn dood en opstanding. Daardoor kon de Geest van God namelijk komen wonen in mensen. Dezelfde Geest van God die in Jezus was, is nu beschikbaar voor al Jezus’ volgelingen.

Gods Geest wordt ook wel de Heilige Geest genoemd. Hij is heilig, want Hij hoort bij God. En Hij is het die ons van binnenuit verandert om heilig te leven voor God. Heilig, dat wil zeggen: apart gesteld, anders dan de wereld om je heen. God wil ons daarin leiden, troosten, helpen en kracht geven. Wat we vanuit onszelf niet kunnen, maakt Hij mogelijk. Dat doet Hij door de Heilige Geest. (Joël 2:28, Hand. 2:1-4, Hand. 2:14-18)

De Heilige Geest is erbij gekomen om je te helpen om Jezus te volgen. Hij leert je dat God je Vader is. Hij geeft je moed om een getuige van Jezus te zijn. Hij brengt vrucht in je leven die hoort bij een kind van God. Hij leidt je om actief en bruikbaar te zijn in de gemeenschap van Gods kinderen. Hij helpt je om te volharden op de weg met Jezus.

Wat is er voor nodig om de Heilige Geest te ontvangen? Een sterk verlangen naar God (dorst). En een duidelijk uitgesproken gebed (liefst samen met anderen). Er mogen geen zonden tussen jou en God in de weg staan. Als je opruiming gehouden hebt, kan God je vullen met Zijn Geest. Daar mag je Hem eenvoudig om vragen. Jezus zei: “Als je dorst hebt, kom dan bij Mij om te drinken. Er staat geschreven dat stromen van levend water uit je binnenste zullen komen als je in Mij gelooft.” Hij sprak hier van de Geest Die gegeven zou worden aan de mensen die in Hem geloofden. (Joh. 7:38-39, Luk. 11:9-13)

Bekering, de doop in water en de gave van Gods Geest helpen je om een ander mens te worden. Het werk van Gods Geest raakt je in alle delen van je leven. Je verandert in je denken. Je gelooft in God en vertrouwt op Hem. Je stemt in met Gods gedachten over jouw leven, hoe je met mensen omgaat en met de wereld om je heen. Je verandert in je spreken. Je woorden zijn positief, opbouwend, niet kwetsend. Je spreekt ook met overtuiging over Jezus. Je verandert in je doen en laten. Je rekent af met zonde en leert te doen wat God vraagt. Je leert van mensen te houden en hen te dienen. (Hand. 2:37-39, Rom. 8:9-16)

Nu ben je opnieuw geboren
Je hebt nu drie stappen gezet als volgeling van Jezus Christus.

  1. 1 Je hebt je in geloof omgekeerd naar God.
  2. 2 Je hebt je laten dopen in water.
  3. 3 En je hebt God gevraagd om de Heilige Geest.

Maar God heeft intussen nog veel meer gedaan! Want wat is er met je gebeurd? De Here God heeft in Zijn genade een nieuwe schepping van je gemaakt. Je bent opnieuw geboren. God is je Vader geworden. Hij heeft je aangenomen als Zijn kind! De Bijbel zegt het zo: “Allen die Jezus aanvaard hebben, heeft Hij het recht gegeven kinderen van God te worden. Door geloof in Zijn naam worden zij opnieuw geboren, natuurlijk niet als mens, maar geestelijk uit God.” (Joh. 3:1-8, Joh. 1:10-13)

Alleen door opnieuw geboren te worden krijg je je plaats in Gods Koninkrijk. Jezus zei: “Als iemand na zijn natuurlijke geboorte niet ook uit water en uit Geest geboren wordt, kan hij onmogelijk in het Koninkrijk van God komen.” (Joh. 3:5)

Wat is dat: opnieuw geboren worden? Bij je eerste geboorte werd je uit je ouders geboren. Je ontving de menselijke natuur. Bij de tweede geboorte word je uit God geboren. Je ontvangt de Goddelijke natuur. Menselijk zaad brengt menselijke vrucht voort. Dat sterft uiteindelijk, omdat het geen eeuwig leven in zich draagt. Goddelijk zaad brengt Goddelijke vrucht voort. Dat houdt stand, omdat het eeuwig leven in zich draagt. Vind je de menselijke geboorte een verbazingwekkend wonder? De Goddelijke geboorte is een nóg groter wonder! (Gal. 6:15, Ef. 4:17-24, Tit. 3:3-8)

Na je wedergeboorte leef je nog steeds in je ‘oude’ lichaam. Maar binnenin je is er een complete gedaanteverwisseling opgetreden. Vergelijk het met een vlinder die uit z’n cocon opvliegt, om nooit meer rond te kruipen als een laag-bij-de-grondse rups. Je bent nu een ‘hemelburger’, die leeft in de ruimte die God geeft. Daarom bekijk je het leven met andere ogen. Als een kind van God die leeft in Gods Koninkrijk waar God regeert. (Filip. 3:20-21, Col. 1:13)

Voel je je nu voortdurend in de zevende hemel? Nee, niet perse. Maar dat hoeft ook niet. Op je gevoel kun je niet altijd vertrouwen, maar op Gods beloften wél. Jezus vertelt dat er heel wat strijd geleverd moet worden als je Hem wil volgen. Het oude ‘zaad’ moet sterven. Het leven dat alleen op zichzelf gericht was moet verdwijnen. Pas dan kan er nieuwe ‘vrucht’ ontstaan. Je zult merken dat er binnenin je een strijd woedt tussen het oude en nieuwe leven. De zonde moet overwonnen worden. Maar de overwinning is zeker. God staat aan jouw kant. Je bent Zijn kind! (Joh. 12:24-26, 2 Cor. 5:17-19, Gal. 5:13-26, Gal. 6:7-10)

Hoe nu verder? Hoe groei je op als een kind van God?

Tip 1 – Investeer in tijd met God
Je bent nu een kind van God. Hoe groei je daarin? Hoe bouw je een relatie met God op? Een kind verlangt naar zijn vader. Je zult merken dat het waar is wat er in de Psalm staat: “U zelf laat mijn hart naar U vragen. Ik wil U zoeken, HERE.” (Psalm 27 vers 8) Geef gehoor aan dat verlangen naar God de Vader. Neem dagelijks de tijd voor Hem. Stille tijd, waarin je er helemaal alleen bent voor Hem. (Ps. 5:4, Ps. 62:2)

  • Gebruik je stille tijd om te bidden. Spreek jezelf uit tegenover God. Vertel Hem wat je bezig houdt, wat je denkt en voelt. Bid ook voor anderen. En wees een moment alleen maar stil voor Hem.
  • Gebruik je stille tijd ook om de Bijbel te lezen. Maak een plan. Lees afwisselend lange en korte gedeelten. Leer ook Bijbelteksten uit je hoofd.
  • Hou in een boekje bij wat je in de Bijbel leest. Noteer de dingen die je opvallen. Schrijf ook op waarvoor je bidt en wat God doet.

Een kind moet groeien. Een kind van God groeit op in Gods nabijheid. God wil betrokken zijn bij je hele leven. Bij alles wat je op een dag doet. Thuis, tussen de mensen, of als je alleen bent. Hij wil er zijn in moeilijke momenten en ook in gelukkige tijden. Al die dingen gebruikt Hij om je te vormen. Zo groei je als kind van God naar een volwassen leven met God. Je gaat steeds meer leven zoals God het wil. (Ps. 139, Rom. 8:28-30, Joh. 15:1-8)

Hoe wil God dan dat je leeft? Waarin moet je groeien? De Bijbel geeft twee duidelijke richtlijnen aan.

  1. God wil dat je van Hem houdt boven alles. Dus dat er geen andere ‘goden’ in je leven zijn. Geen dingen die invloed op je uitoefenen buiten Hem om. Geen krachten uit de occulte, onzichtbare wereld. Niets waar je verslaafd aan bent. Geen egoïsme ook. Je stelt jezelf niet langer op de eerste plaats. God is de enige die jouw leven richting geeft. Hij is al jouw aanbidding waard. God wil dat je groeit in liefde voor Hem. (Matt. 22:36-40, Deut. 6:4-5, Gal. 2:20)
  2. God wil ook dat je houdt van de mensen om je heen. Zoals je van jezelf mag houden. Dus dat je niemand haat of bedriegt. Dat je je ouders eert. Dat je geen overspel pleegt. En dat je niet steelt of iets begeert dat van een ander is. Je hebt oog voor de mensen om je heen. Je weet wat het is om te geven en te dienen. God wil dat je groeit in liefde voor mensen. Het wonder is dat Hij jou zelf die liefde voor mensen wil geven. (Matt. 7:12, Joh. 15:9-17, 1 Cor. 13)

Je weet nu wie je bent. Een kind van God. Je weet ook waarom je leeft. Om van God te houden en van de mensen om je heen. Zo’n leven is sterk en houdt stand. Want als je weet waaróm je leeft, is het minder moeilijk om te weten hóe je moet leven. Je weet ook waar je naar op weg bent. Dat is nog sterker, want nu leef je doelgericht. Het uitzicht dat God Zijn kinderen geeft is eeuwig leven met Hem. Tot die tijd volg je de weg van Jezus. Op die weg groei je als kind van God. Je maakt meer en meer zichtbaar van Zijn bedoelingen. Je bent Zijn kind en dat mag jouw omgeving weten!

Tip 2 – Lees de Bijbel
De Bijbel is de beste raadgever om als kind van God te leven. Omdat God door de Bijbel heen kan spreken met jou. De Bijbel is Gods Woord. Het is een betrouwbaar verslag van Gods werk onder mensen. De schrijvers hebben gezien wat God deed en dat hebben ze in Zijn aanwezigheid opgeschreven. Gods Geest kon hen inspireren. Daardoor werd de Bijbel Gods Woord voor alle mensen. Het is een betrouwbare richtingwijzer op jouw weg met Jezus. Zoals de Psalmist het zegt: “Uw Woord is een stralend licht, dat mij de weg door het leven wijst.” (Ps. 119:105, Ps. 119:160, 2 Tim. 3:14-17)

De Bijbel is een verzameling van enkele tientallen boeken. Er werd wel 1500 jaar aan gewerkt door meer dan 40 verschillende schrijvers. Er was een wereldleider bij en een arts, maar ook een boer, een herder en een visser. Ze deden hun werk onder allerlei omstandigheden. Tijdens een woestijnreis, in de gevangenis, tijdens oorlogen, in paleizen, in ballingschap. Ze schreven brieven en gedichten, geschiedenissen, beeldverhalen en spreuken. (Luk. 1:1-4, Joh. 20:30-31)

De Bijbel werd oorspronkelijk geschreven in drie talen: het Hebreeuws, Aramees en Grieks. Toch is de Bijbel één geheel. Het begint bij het paradijs waar God bij de mensen wilde wonen, maar dat verloren ging. Het eindigt met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar God weer optimaal onder de mensen zal wonen. Daar tussenin zie je hoe God in de geschiedenis met mensen bezig is. Steeds duidelijker komt naar voren wie God is en wat Hij wil met mensen. Al in een vroeg stadium wordt er gewezen naar de Messias, Gods gezalfde Verlosser die komen zal. Hij zal zorgen voor herstel. Als Jezus verschijnt, de Zoon van God, voert Hij Gods plannen uit. Hij doet dat zo verrassend, dat je er niet op uitgekeken raakt. Als je de Bijbel leest, sta je te kijken: zó is God! (Matt. 5:17-19)

De Bijbel is het meest vertaalde boek ter wereld. Het is ook een boek voor vandaag. Hoewel het laatste Bijbelboek zo’n 1900 jaar geleden werd geschreven, beschrijft de Bijbel precies de problemen van nu. Het behandelt alle belangrijke vragen over het leven. Je leest er over opvoeding, huwelijk en seksualiteit, over politiek, milieuproblematiek en de verhoudingen tussen arm en rijk. Je vindt erin terug wat hebzucht teweeg brengt en wat allerlei zondige praktijken aan ellende kunnen veroorzaken. Maar je leest ook over Gods trouw en liefde voor mensen. Daarin verschilt de Bijbel van alle krantenberichten!

God heeft Zijn Woord gegeven. Zijn Woord is Zijn garantie. Daarom heten de twee delen waarin de Bijbel werd verdeeld ‘testamenten’: het Oude en Nieuwe Testament. Met ‘testament’ wordt een verbond bedoeld. God sluit een verbond met ons en Zijn contract is de Bijbel. Hij zegt: “Hier houd Ik Mij aan.” Als je wilt weten wat God wil en wat Hij van plan is, dan is de Bijbel onmisbaar. Hij doet niets buiten Zijn Woord om. En zoals het met een contract gaat mag jij ook tekenen. Telkens als je de Bijbel leest mag je zeggen: “Ja! Hier teken ik voor!” (Ex. 19:4-8, Matt. 24:34-35, 1 Petr. 2:2-3)

De Bijbel is een kijkboek. Je ziet God bezig met mensen in hun leven en in hun tijd. Kijk! Kijk veel in de Bijbel. De Bijbel is een boek om in te geloven. Je hoort God erin spreken. Hij spreekt in jouw taal precies in de situatie waarin jij zit. Als je wilt luisteren krijg je vertrouwen in de Bijbel. Luister! Luister veel naar Gods Woord!

De Bijbel is ook een boek om vanuit te leven. Als God erin spreekt en je luistert, zul je ook gaan doen wat Hij zegt. Doe het! Doe wat de Bijbel zegt! (Matt. 13:1-23)

De Bijbel is lang niet altijd eenvoudig. Neem de dingen ter harte die je begrijpt en laat de rest liggen voor later. Volg ook studies van mensen die de Bijbel uitleggen.

Hoe lees je de Bijbel? Hoe raak je erin thuis? Samen met God. In gesprek met Hem. Je moet willen luisteren naar Hem. En bereid zijn om te doen wat je leest. Dan wordt de Bijbel een betrouwbare, levende gids voor je leven. (Joz. 1:8, Matt. 7:24-27, Jac. 1:21-25)

Er zijn twee manieren van Bijbellezen. Noem het lange-afstand lezen en korte-afstand lezen. Je kunt lange gedeelten vlot achter elkaar doorlezen of korte stukjes voor een langere tijd bestuderen. Beide manieren van lezen zijn belangrijk om te beoefenen. Dankzij lange-afstand lezen krijg je overzicht. Je krijgt een totaalbeeld van een Bijbelboek voor ogen. Met korte-afstand lezen krijg je meer begrip van de betekenis van een Bijbelgedeelte. Door herhaling dringt het goed tot je door.

Het is raadzaam om te beginnen met de bijbelboeken die over Jezus gaan, zoals Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes (de ‘evangeliën’) en de boeken die Jezus uitleggen, zoals Kolossenzen en 1 Johannes. Ook Genesis kun je als een van de eerste bijbelboeken lezen. Hierin wordt het begin van Gods omgang met mensen beschreven.

Tip 3 – Blijf bidden
Het is logisch dat je onderweg met Jezus praat. Dat is ook nodig om te groeien als kind van God. Je weet niet half wat bidden teweeg brengt. Gebed is een geheim wapen. Jij bidt. Je doet je ogen dicht en er gaat een wereld voor je open. Overal om je heen veranderen dingen. Je verandert zelf ook. Allerlei dingen vallen op hun plaats. Toeval bestaat niet meer. Jij bidt en God werkt!

Om te kunnen bidden zul je stil moeten worden. Je zult moeten leren om regelmatig de stilte op te zoeken. Die stilte hoeft niet beangstigend te zijn. De Here God is aanwezig. Hij luistert. Hij reageert. Gebed is geen leeg geklets in de ruimte. Niet als je weet dat God bij je is. (Ps. 37:3-7, Ps. 27)

Hoe leer je bidden? Door te bidden. In gesprek met God. Het gaat daarbij niet om mooie woorden. Het gaat erom wat er in je leeft. Geloof je dat God geïnteresseerd is in jou? Dan mag je Hem vertellen waar je mee bezig bent en wat er in je leeft. Je mag met Hem praten zoals een kind met z’n vader praat. Jij bent immers een kind van God! (Ps. 16)

Waarom wil God dat we bidden? Kan Hij het niet zonder ons? Natuurlijk zou Hij dat kunnen. Maar Hij wil ons betrekken bij Zijn plannen. Bidden is meedenken met God. En meewerken met Hem. In het bidden laat je je eigen gedachten varen. Je stemt je gedachten af op Gods gedachten. Je leert Hem beter kennen. Je begrijpt beter wat Hij wil. En je zet je ervoor in om dat te doen. (Ps. 34)

Je mag God ook vragen stellen. Daar mag je vrijmoedig in zijn. God wil antwoord geven. Dat doet Hij op Zijn manier.

  1. Soms geeft Hij direct antwoord.
  2. Soms wil Hij dat je wacht op antwoord, omdat het nog niet Zijn tijd is.
  3. Soms geeft Hij niet wat je hebt gevraagd omdat Hij het niet goed vindt.

God wil altijd antwoord geven. Maar je moet leren om te bidden in Jezus’ naam. Dat betekent: bidden zoals het past bij Jezus. (Matt. 21:22, 1 Joh. 3:21-24, Joh. 14:13-14)

Er zijn allerlei manieren van bidden. Danken, vragen, roepen, piekeren, stil zijn, wachten, klagen, worstelen, huilen, zingen, jubelen. Het mag allemaal in Gods bijzijn.

Elk gebed is winst. Omdat je in elke moment van gebed iets meer van God leert kennen.

Je kunt ook samen met anderen bidden. God wil luisteren en handelen. (1 Tim. 2:1, Matt. 18:19-20)

Jezus heeft ons twee gebeden geleerd. Ten eerste het ‘Onze Vader’ uit Mattheüs 6 vers 9 t/m 13. Het andere gebed is nog korter en krachtiger. Het is eigenlijk maar één woord, maar toch zegt het alles. Het zegt ‘Papa’ tegen God: “Abba, Vader.” (Mark. 14:36, Rom. 8:15, Gal. 4:6)

Let in je gebed eens op de volgende vijf stappen. Ze helpen je om in je gebed niet in een cirkeltje rond te blijven draaien.

  1. Danken. Door te beginnen met danken kijk je al direct met andere ogen naar jezelf, naar anderen en naar God.
  2. Belijden. Door uit te spreken wie God is en wie jij volgens God bent zeg je ‘ja’ tegen God. Dat is de enige juiste gebedshouding. Daar hoort ook bij dat je je zonden noemt en zegt wat God ervan vindt (dat heet ‘belijden’).
  3. Vragen. Vragen mag omdat God een Vader is. Je mag vragen om vergeving van zonden. Je mag ook hulp vragen om te doen wat God van je vraagt. Je mag ook leren te vragen voor anderen.
  4. Aanbidden. Na het vragen volgt blijdschap. Dat leidt tot stille bewondering en aanbidding. Je staat met open mond: “God wat bent U goed!”
  5. Lofzingen. Tenslotte mag het allemaal naar buiten komen: de blijdschap om God. Je mag het uitroepen en uitzingen!

Tip 4 – Ga samen de toekomst in
We wandelen nu op de weg van Jezus Christus. Daarbij hebben we het tot nu toe vooral gehad over God en jij samen. Dat is natuurlijk belangrijk, want het gaat erom dat jij een persoonlijke vriend van God wordt. Maar het is God uiteindelijk te doen om een relatie met véél mensen. En daar ben jij ook bij betrokken. (Rom. 5:19, Ef. 3:15)

God is een Vader van veel kinderen. Daarom heb jij binnen Gods gezin te maken met veel broers en zussen. Je mag een eigen relatie met God opbouwen, maar sámen ontdek je nog veel meer van Hem. De kerk, de gemeente van Jezus Christus is ervoor bedoeld om meer van God te ontdekken. Om meer van Hem uit te delen aan elkaar. En om meer van Hem naar buiten te brengen. Daarom bidt Jezus ook: “Ik vraag U, Vader, of zij net zo één mogen zijn als U en Ik. U bent in Mij en Ik ben in U. Laat hen ook zo in Ons zijn. Dan zal de wereld weten dat U Mij gestuurd hebt en dat U net zoveel van hen houdt als van Mij.” (Joh. 17 :21-23, 1 Cor. 12:12-27, Ef. 3:21)

Wat is de gemeente van Jezus Christus precies? Zij bestaat uit een groep volgelingen van Jezus uit een bepaalde plaats of streek. Die komen regelmatig bij elkaar. Enkele ervaren volgelingen van Jezus (‘oudsten’) geven leiding. Zij blinken uit in dienstbetoon. Zij zoeken het beste voor ieder lid van de gemeenschap. Er wordt gelet op geestelijke noden en op sociale en materiële behoeften. Er wordt speciale zorg besteed aan de zwakkeren. Niemand is belangrijker dan de ander. Iedereen is erop gespitst om uit te voeren wat Jezus heeft geleerd: elkaar dienen. Met die hartsgesteldheid probeert de gemeente ook haar taak naar buiten te vervullen. Zij is er niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de wereld om haar heen. Om de liefde van Jezus te tonen. Zoals Paulus bidt: “Ik bid dat Christus meer en meer in jullie mag wonen, naarmate jullie Hem meer gaan vertrouwen. Dat jullie geworteld zullen zijn in Gods liefde en daarop je leven zult bouwen. Dan zullen jullie, samen met alle gelovigen, zien hoe breed, lang, hoog en diep de liefde van Christus is.” (Ef. 3 :17-18, Ef. 3:9-10, Ef. 4:11-16, Col. 3:11-17, Hand. 4:32-37, 1 Cor. 14:26)

De gemeente is geen kerkgebouw en ook geen kerkgenootschap. God kijkt door die vormen van menselijke organisatie heen. Hij vindt Zijn kinderen overal. Maar het is voor Hem wel heel belangrijk dat Zijn kinderen samen optrekken. Het is in die gemeenschap geen paradijs. Er zijn voortdurend allerlei problemen die overwonnen moeten worden. Maar God heeft de gemeente uitgekozen om daar Zijn werk doorheen te doen. (1 Cor. 10:16-17)

Je volgt (samen met al Gods kinderen overal in de wereld en in alle tijden) de weg van Jezus. Die weg leidt naar een toekomst waar je nooit genoeg van kan verwachten. Het is een weg van hoop. Met uitzicht op eeuwig leven.

God heeft beloofd dat er een dag komt dat Zijn plannen volledig in vervulling zullen gaan. Jezus zal terugkomen naar de aarde. Hij zal het onrecht rechtzetten. Hij zal alle mensen oordelen op grond van wat zij in hun leven hebben gedaan. Zijn volgelingen zal Hij verzamelen. Daarna zal er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen. Dan zal God voor altijd bij Zijn kinderen wonen. (2 Petr. 3:8-15, Micha 4:1-5, Op. 21:1-7)

Intussen is het in de wereld nog niet wat het moet zijn. Het is in de gemeente ook nog niet wat het moet zijn. En ook niet in jouw eigen leven. Maar het zal ánders worden. God heeft het beloofd. En het wordt al anders. God werkt mee. Daarom ga je dóór op die weg; nooit helemaal tevreden, maar altijd met goede hoop. Een weg van verwachting – dát is de weg van Jezus! “Amen. Ja, Here Jezus, kom!” (Op. 22:20, Rom. 8:18-30, 1 Petr. 1:1-9, 1 Joh. 3:2)

Dit is zeker:
De toekomst zal anders zijn dan het vandaag of gisteren was.
De toekomst zal anders zijn dan mensen kunnen bedenken.
De toekomst zal worden zoals God gezegd heeft.

Willem de Vink