Hoop op hoop

Abraham bleef hopen en geloven.
Romeinen 4:18a


Abraham wordt onze vader genoemd (Rom. 4:16b). ‘Ik heb je een vader van vele volken gemaakt,’ zei God. Abraham zou de aartsvader worden van die onafzienbare menigte die Johannes te zien kreeg in de Openbaring (7:9), de menigte die niet te tellen was, uit alle landen en volken, van elke stam en taal.

Maar Abraham moest tot z’n honderdste levensjaar wachten voordat hij één nakomeling kreeg. Wel wat magertjes als je er zoveel voor je ziet: één zoon maar.

Voor God is één zoon echter genoeg. Eén Zoon waaruit alles voortkomt wat Hij beloofd heeft. Hij heeft besloten, Hij heeft gesproken, Hij zal het doen. Daarom mag je geloof houden, net als Abraham.

Abraham is de vader van ons allen, schrijft Paulus, ‘ten overstaan van God, op wie hij vertrouwde, die de doden levend maakt en in het leven roept wat niet bestaat’ (Rom. 4:17b).

Waar zie je naar uit? Hoop je erop dat Gods Woord in vervulling zal gaan? Hoop hijst het zeil van geloof: je gaat verwachtingsvol uitzien, vol vertrouwen dat Gods Geest zijn beloften leven zal inblazen.  

Abraham bleef hopen en geloven. In de NBG-vertaling staat het zo: ‘En hij heeft tegen hoop op hoop geloofd, dat hij een vader van vele volken zou worden’ (Rom. 4:18).

Hoop op hoop: ga op de schouders van Abraham staan; blijf ernaar uitkijken dat Gods beloften in vervulling zullen gaan, zelfs tegen alle omstandigheden in.