84 Humor: leuk of niet leuk?

Met humor lachen we onszelf een kort moment gelukkig. Daarom hoort humor bij wat ons tot mensen maakt, en hoort het werk van humoristen tot het meest menselijke wat mensen kunnen voortbrengen. Toch brengt humor niet altijd opluchting. Een grap kan irritatie opwekken en zelfs leiden tot geweld. Hoe werkt humor eigenlijk en waarom kan het zoveel losmaken? (Leestijd zonder lachen 23,5 minuten)

Om te begrijpen waarom humor soms zo beladen kan zijn, wil ik eerst onderzoeken wat humor eigenlijk is. Daarna ga ik in op de weerstand die het kan opwekken. Ik bekijk ook hoe humor in de tijd van de Bijbel werkte, om uit te komen bij een soort vreugde die ons dieper kan raken en langer kan meegaan. Leestijd 20 minuten.

Wat is humor?
Je kunt humor zien als een soort interactie die een explosie aan emoties uitlokt. Het is de eigenschap om grappen te maken en daarmee mensen aan het lachen te krijgen. Meestal gaat het daarbij om vrolijk makende tegenstrijdigheden, amusante vertoningen of absurde situaties. Iets wordt uit de context gelicht, de gewone orde wordt verstoord. Je krijgt botsende elementen voorgeschoteld, gewoon en ongewoon, waardoor wat de een overbrengt door de ander wordt ervaren als onredelijk, onlogisch, of tegenstrijdig. En juist die ongerijmdheid wekt reacties op.
Hoe onverwachter de grap, hoe intenser de reactie. De gevoelens die daarbij vrijkomen kunnen een mengeling zijn van verrassing, verontwaardiging, schrik en opluchting – maar altijd voelt het fijn. De ontlading die een grap ons kan geven bezorgt ons een aangenaam gevoel, want met lachen maakt ons lichaam endorfine aan, het gelukshormoon dat de stress wegneemt. Zelfs bij namaaklachen gebeurt dat. ‘Dankzij humor kun je het leven beter aan,’ zei Ilse Warringa in een interview over haar tv-programma De luizenmoeders, ‘omdat je even uitzoomt en er dan een lichtere kijk op hebt, doordat je de situatie weer van een afstandje kan bekijken. Zodat je er nooit in verdwijnt, wat voor drama’s je ook meemaakt. Dankzij een goede grap kan je hart even ademhalen.’

Humor verbindt en sluit uit
Zodra humor herkenning oproept, reageert ons lichaam daarop en voelen we ons sterker verbonden met elkaar. Met lachen komt niet alleen endorfine vrij, maar ook oxytocine, het hechtingshormoon. Daarom lachen kinderen zo veel. ‘Eheheheh, wij horen bij elkaar,’ lijken ze aan de lopende band te zeggen. Humor is dan ook een sociale uiting. Grappen vergroten het groepsgevoel: wij begrijpen elkaar.
Soms bespotten we de ander met onze grappen. Aristoteles noemde humor ‘gecultiveerde onbeschaamdheid’. an is een grap bedoeld om anderen te kleineren en jezelf superieur te voelen. Een grap zoekt een slachtoffer. Als die het goedmoedig oppakt en teruggrapt, spreek je van een gezonde sociale omgang. Maar met grappen kun je ook mensen buitensluiten. Uitlachen kan behoorlijk pijn doen. Binnen de groep waar de grap valt wordt dat misschien goed begrepen, buiten de groep kan zo’n grap totaal verkeerd uitpakken. Anders dan wetten, die in de meest verschillende situaties dezelfde betekenis houden, is humor grillig en fluïde. Rechtlijnige mensen hebben daarom vaak moeite met humor en trotse mensen helemaal. Geloven we niet dat we kunnen falen, dan ontkennen we onze menselijkheid en missen we zelfspot.

Lachen om jezelf
In humor herkennen we iets van onszelf. ‘Kijk je naar een gezicht op een foto of een realistisch schilderij, dan zie je het gezicht van een ander; maar stap je in de wereld van cartoons, dan zie je jezelf,’ zei Scott McCloud, de man die een geweldig boek schreef over hoe je strips maakt. Humor zet aan tot lachen om situaties, om anderen, en hopelijk vooral ook om onszelf. Humor ontmaskert namelijk onze eigenwaan. ‘Ik wil niet weten dat ándere mensen flapdrollen zijn, ik wil weten waarom wíj flapdrollen zijn,’ zei Bob Mankoff, de voormalige cartoonredacteur van The New Yorker, die elke dag honderden spotprenten op zijn bureau ter beoordeling kreeg. Vinden we onszelf nogal slim, dan denken we dat we alles kunnen controleren – totdat we op onze grenzen stuiten en moeten erkennen dat ook wij tekort kunnen schieten. De beste reactie daarop is lachen om onszelf. Zelfspot is een deugd, want daarmee onderstrepen we onze menselijkheid. Niets menselijks is ons vreemd: laten we daar dan maar plezier in hebben.

Humor is een vorm van genade
Met een lach voel je je meer mens. Je ontspant erdoor en raakt beter afgestemd op je omgeving. Want humor relativeert. Het is een manier om te leren omgaan met problemen. Het geeft ruimte aan de verbeelding: een humoristische kijk op de dingen geeft je het besef dat het ook anders kan. Het doorbreekt daarmee star fanatisme. Idealisten kennen meestal geen humor. Mensen die koste wat kost willen vasthouden aan hun religieuze, politieke, wetenschappelijke of sociale denkbeelden zien in humor een bedreiging. Maar mensen met gevoel voor humor zijn nederig en ruimhartig; ze kunnen zich inleven in andere denkbeelden. Humor werkt bevrijdend. Het geeft een uitlaatklep voor spanningen en doorbreekt taboes. We tasten met humor onze grenzen af. We komen even los van onze angsten en beperkingen, omdat we erom kunnen lachen.
Humor maakt ons vrij uit de angst voor oordeel en kritiek. We durven verder te denken, te experimenteren, ons te laten verrassen als we de dingen van verschillende kanten kunnen bekijken en daar de lol van inzien. De wereld is mooier, de mensen zijn verrassender, onze eigen mogelijkheden reiken verder dan we voor mogelijk hielden toen we er niet om konden lachen. Humor stimuleert dan ook onze creativiteit. Het maakt ons los uit onze logische, rechtlijnige, praktische manier van denken en handelen.
Humor kun je niet afdwingen. Humor hoeft niet, maar als het er is, is het er als een gunst: niet verdiend, toch gekregen. Het is een gave die het leven extra glans geeft. Humor is gein – een woord dat is afgeleid van chesed, Hebreeuws voor genade.

Hoe werkt humor?
Je zou denken dat het woord humor komt van iets wat leuk of grappig is. Maar nee, het is afgeleid van humores, Latijn voor lichaamssappen. Dat lijkt vreemd, totdat je bedenkt wat er met je lichaam gebeurt als je in de lach schiet. Humor veroorzaakt niet alleen veel tranen en snottebellen, maar zelfs natte broeken.
Humor bedient zich van allerlei stijlmiddelen. Denk aan ironie, parodie, satire, maar ook aan overdrijven, vertekenen, bekken trekken. Humor werkt met woordspelingen, slapstick, spot, zelfspot. Humor kun je tot uitdrukking brengen in absurdisme, understatement, geveinsde domheid, imitatie, raadsels, dubbelzinnigheden, meewarigheid. Er is zwarte humor. Wat ook werkt is onbewogen blijven in hilarische situaties. En dan hebben we natuurlijk de voorpret, het vooruitzicht wat een grap teweeg zal brengen. En als de kers op de taart de napret, als we de grap begrepen hebben. Veel humor is trouwens onbedoeld. Hoe vaak schiet je niet in de lach om iets onverwachts? Als je er oog voor hebt, kun je om veel dingen lachen.
Humor is een alledaags fenomeen, maar kan uitgroeien tot een strategie om te overleven. Soms wordt met de moed der wanhoop humor ingezet om toch nog iets van een goed gevoel te bewaren. Het is verbazingwekkend hoe mensen in de meest moeilijke omstandigheden met humor zichzelf blijven aanmoedigen. ‘Zolang we erom kunnen lachen, kunnen we ermee leven,’ zei Charley Chaplin. Zelfs in de concentratiekampen werden (en worden) grappen gemaakt.

Grappen verzinnen
Humoristisch zijn is hard werken. Je moet er wakker voor zijn. Scherp. Gevat. Hoewel sommige mensen moeiteloos grappen kunnen maken, verzint niemand ze automatisch. Je moet oog hebben voor het wonderlijke in schijnbaar normale situaties. Als ik voor het raam zit te werken en naar buiten kijk, zie ik in een uurtje tijd een heel scala aan joggers over de kade voorbij rennen. Allemaal in hun eigen outfit, tempo en houding. Niks bijzonders, zou je denken, als je ze zo voorbij ziet gaan. Maar je kunt ook anders naar ze kijken, met een dosis humor. Let op hun voorkomen. Sommige joggers veren atletisch op, anderen sjokken voort, weer anderen gebruiken hun ellenbogen om zichzelf vooruit te duwen. Er zijn erbij die voorover dreigen te vallen, anderen krijgen hun voeten haast niet opgetild. Het lijkt alsof de ene vrijetijdsatleet over spijkers loopt, terwijl de ander stampt als een paard. Er wordt geblazen, gepuft, gezweet. Als je die verschijningen in een video achter elkaar zou zetten en hun bewegingen een fractie zou versnellen, zou je een slapstick krijgen waar je beslist om zou grinniken. Je zou met al die zwoegende mensen zomaar het heilige moeten om gezond te blijven en het wanhopig streven naar een lang leven op de hak kunnen nemen. Ik zie het al voor me.
Volgens mij zit in bijna alles wel humor. Sterker nog, humor werkt het beste als het in verband staat met de werkelijkheid. Humor moet niet alleen grappig zijn, maar ook echt, zodat het nog grappiger wordt. Humor werkt dan ook bij de gratie van herkenbaarheid. ‘Het is een uitvergroting van de werkelijkheid die geloofwaardig moet blijven,’ zei Kees van Kooten. Je moet als humorist zo dicht mogelijk bij de essentie van de werkelijkheid proberen te komen, om die dan te verknippen, zodat het iets verrassend nieuws oplevert.
Sommige cartoonisten maken met hun beeldgrappen direct hun punt. Hun manier van werken is om je bij een eerste blik op hun prent een tik te verkopen, om daarmee een spontane reactie uit te ontlokken. Meestal is dat een kortstondige, opgeluchte lach. De onovertroffen Vlaamse cartoonist Kamagurka werkt zo. Andere tekenaars dwingen je om langer te kijken en na te denken en zelf conclusies te trekken. De Amerikaanse ideeënmeester Saul Steinberg deed dat met zijn verfijnde visuele grappen. Je reactie zal bij dat soort plaatjes meer een lach van voldoening zijn, omdat jouw denkwerk werd beloond toen je de grap begreep.

Beeldhaat
Cartoonisten mogen dan een scherpe pen hebben, het zijn over het algemeen zachtaardige, empathische mensen. Van de vader van de underground comics Robert Crumb werd gezegd dat hij zo typisch nerveus lachte om maar niet te hoeven huilen. Harvey Kurtzman, oprichter van de satirische bladen Mad en Humbug en de peetvader van Monty Python en de strips van René Goscinny, werd door zijn vrienden wel Beagle genoemd: een vriendelijk soort hond, die, als je op zijn staart ging staan, te beleefd was om te blaffen. En de filmregisseur die de cartoonist Cabu van het Franse blad Charlie Hebdo portretteerde, zei van deze tekenaar: ‘Hij was een door en door vriendelijk mens.’ Cabu kon in één tekening zowel afkeer als vertedering oproepen. Macht was voor hem bepaald niet heilig, maar de mens was dat wel. Bij de mens aan de macht bespotte hij daarom niet de mensen, maar hun macht. Totdat hij op 7 januari 2015 om 11.30 uur op het redactiekantoor in Parijs met elf andere collega’s en omstanders werd doodgeschoten door een stel humorloze fanatici.
Waarom roepen tekenaars agressie op? Waarom werd de Deense tekenaar Kurt Westergaard het leven onmogelijk gemaakt, nadat hij in 2005 Mohammed met een bom op zijn hoofd had getekend? Waarom werden de vingers van de Syrische cartoonist Ali Ferzat gebroken, zodat hij niet meer kan tekenen? Waarom kan de Zuid-Afrikaan Anton Kannemeyer alleen nog maar geschilderde landschapjes kwijt, nadat hij parodieën tekende op Kuifje in Afrika, waarmee hij de rassenkwestie aan de kaak wilde stellen? Waarom keren in ons eigen land zowel mohammedanen als D66’ers zich tegen Ruben Oppenheimer? Hoe is het mogelijk dat beelden soms zo fel weerstand oproepen? Omdat beelden iets zeggen over de werkelijkheid achter de beelden. Prenten worden gekoesterd als mensen de werkelijkheid liefhebben achter wat wordt uitgebeeld. Ze kunnen ook haat en geweld oproepen als die werkelijkheid wordt verafschuwd.

Totdat er bloed vloeit
Er is een verhaal over een man die in de Haga Sophia in Constantinopel een dolk in een icoon met het portret van Christus stak. Prompt begon de icoon te bloeden. Hoe dat kon? Omdat de beeltenis zo verweven was met wat was uitgebeeld, dat het bloed van Jezus wel opnieuw moest vloeien. Niet de afbeelding, maar wat was afgebeeld werd aangevallen.

Beeldenstormen
Afbeeldingen kunnen heftige reacties oproepen, vooral bij mensen die zich verschansen in verstarde standpunten en onwrikbare overtuigingen. In die vernauwing van denken ontstaat een neiging tot absolutisme: het is alles of niets. Met de stellingname dat afbeeldingen afgoderij zijn, verklaart iemand zijn eigen godsdienst superieur, dus mag hij zijn overtuiging de vrije loop laten en die verfoeide afbeeldingen vernietigen. We hebben gezien hoe fanatieke mohammedanen eeuwenoude kunstschatten opbliezen in het Midden-Oosten. We kunnen de vernielingen traceren die de Franse Revolutie aanrichtte. We weten van protestanten die zich uitleefden op rooms-katholieke kunst. We kennen de iconoclasten uit de Byzantijnse beeldenstrijd.
Helaas is beelden bestormen van alle tijden, net als kunstenaars bedreigen en aanvallen. Maar wat schieten de daders er mee op? Als cartoonisten worden vermoord om wat ze op papier zetten, zegt dat niets over hún intenties, maar alles over de haat en gewelddadigheid die bij hun moordenaars leeft. Vernietig je de beelden, dan laat je zien dat je beter bent dan hun eigenaars; vernietig je de makers, dan besta jij alleen nog. Zou je denken. Maar de beeldmakers blijven bestaan en zullen blijven vragen wat jou bezielde.

Vernietiging van kunst
Wat roept de vernietiging van een kunstwerk bij ons op? Waarom voelen we ons diep verdrietig als een stel fanatiekelingen zoiets uitspookt? Waar komt die acute pijn vandaan als we zien hoe dwazen zich als bezetenen uitleven op iets waar anderen met liefde en geduld aan hebben gewerkt? In het licht van al het lichamelijke leed dat mensen treft zou je je er bijna voor schamen dat je zoiets voelt wanneer je ziet dat dode materie vernield wordt. Toch is de pijn die we voelen reëel en onze boosheid over zo’n daad heel wezenlijk. Dat komt omdat onze omgang met kunst iets zegt over wie wij zijn. We hebben het niet over dode materie, maar over voorwerpen die zijn voortgebracht vanuit diep menselijke gedachten, gevoelens en overtuigingen. De betekenis die in het kunstwerk werd gelegd is er nog steeds in aanwezig, het overleefde de maker, de generaties en culturen. Mensen vermoorden is verschrikkelijk en treft alle op dat moment levende generaties, maar hen hun kunstzinnige uitingen afnemen treft ook nog eens de volgende generaties.
Kunst heeft een ziel. Tref je het kunstwerk, dan raak je het leven dat het vertegenwoordigt. En met dat leven een wereld. Met het ruïneren van kunst worden de diepste waarden en overtuigingen van mensen gekwetst. Het heilige wat mensen kenmerkt wordt ontheiligt. Het kunstwerk spreekt van onze menselijkheid – dus wie kunst ruïneert, verwoest wat we zijn. Zolang er nog enige menselijkheid in ons huist doet dat pijn. Het is alsof onze eigen ogen worden uitgerukt.

Ogen uitgerukt
Een kunstenaar geeft de wereld weer zoals hij die ziet. Het ergste wat hem kan overkomen is dat hem het zicht ontnomen wordt. Kun je niet meer kijken, dan ben je niet alleen voor de rest van je leven gemankeerd, je bent ook van je kracht beroofd, omdat jou de mogelijkheid is ontnomen om te beoordelen wat je ziet, er je houding tegenover te bepalen en dat op jouw manier weer te geven. Voortaan moet je onzeker schuifelend door het leven.
Blindgestoken werd Simson. Hij werd daarmee krachteloos. Natuurlijk zat volgens de Bijbel de kracht vooral in zijn haar. Hij was via zijn haar verbonden met de afspraak die God en zijn moeder over hem hadden gemaakt. Maar zijn ogen waren van een andere orde. Toen Delila zijn haar afknipte kon hij met zijn kracht niet langer de baas spelen. Maar toen hem de ogen werden uitgestoken kon hij geen grappen meer met zijn vijanden uithalen.
Wij kunnen met eigen ogen zien wat er met de ogen van Simson gebeurde. Er is een indrukwekkende voorstelling van vastgelegd. Het blindmaken van Simson is veruit het meest gruwelijke schilderij dat Rembrandt van Rijn ooit maakte. Het moment dat hij schilderde is nooit eerder en ook nooit opnieuw zo ondraaglijk direct weergegeven. Vijf mannen storten zich op de krachtpatser en houden hem in bedwang, terwijl een van hen zijn ogen doorsteekt. Een Javaanse kris dringt diep in zijn oogkas, het bloed spuit eruit. Simson kronkelt onder zijn belagers als een bezetene, vingers en tenen gekromd. Pal daarachter stapt Delila met een bos haar en een schaar de tent uit, haar blik met een ingehouden lachje naar haar minnaar gekeerd. Het lijkt een still uit een film, dit levensgrote schilderij, maar het is levensechter, omdat de schilder het intens heeft doorleefd en er laag over laag al zijn aandacht aan heeft gegeven. Rembrandt heeft met een kunstenaarsoog gezien wat het betekent als een mens van zijn zicht wordt beroofd en dat vol ontzetting vastgelegd.
Simson was een man van uitersten. Ondanks zijn heilige roeping zag hij zijn leven als één grote grap. ‘Simson volgde zijn ogen, daarom staken de Filistijnen zijn ogen uit,’ staat er in de Talmoed over hem geschreven. Met zijn ogen sneden zij ook zijn menselijkheid weg. De Joodse auteur David Grossman schrijft: ‘Zoals Simson de poort van Gaza uit de grond had gerukt, zo rukten de Filistijnen nu de poorten van zijn gezicht én zijn ziel eruit.’
Simson staat voor alle mensen die met een blinde ziel rondlopen, misschien omdat ze geïntimideerd en geïndoctrineerd werden door hun opvoeding, of door de religieuze of politieke systemen die hun blik gevangen hielden, of omdat ze buitengesloten en veroordeeld werden, of misschien omdat ze zichzelf beneveld hadden met verdovende middelen, of liever hun hoofd in het zand staken. Het verhaal van Simson maakt ook duidelijk dat we kunstenaars nodig hebben die scherp blijven kijken om ons te vertellen waarop het aankomt.

Machtsmisbruik
Kunst geeft houvast omdat het ons verleden belichaamt, het brengt tot uitdrukking wat we nu belangrijk vinden en helpt ons om een wereld voor ons te zien zoals we die wensen. Kunst wijst ons de weg naar een gedroomde toekomst. Leiders, manipulators en volksmenners weten dat en zijn er beducht voor. Ze willen er vanaf om hun macht te handhaven. Kortzichtige idealisten voelen dezelfde prikkel. Allemaal willen ze de wereld aanpassen en naar hun hand zetten. Daarom bestaat er een onafgebroken geschiedenis van boekverbrandingen, beeldenstormen en verbanningen. Daarom staken de nazi’s zoveel energie in het elimineren van entartete kunst. Daarom ontketenden de communisten in de voormalige Sovjet-Unie en in China een nog veel grotere culturele schoonmaak. En daarom gaan godsdienstfanatici door met het vernietigen van kunst, kunstenaars en cartoonisten.

De geschiedenis herschrijven
Met het aantasten van kunst raak je mensen in het hart en ontneem je hen hun identiteit. Wil je de geschiedenis herschrijven, dan moet je niet alleen de mensen die deze geschiedenis vertegenwoordigen monddood maken, maar ook de symbolen en uitingen wegnemen die deze geschiedenis levend houden. Dat was al bekend in bijbeltijden. Toen de Filistijnen de hand wisten te leggen op de ark van het verbond met zijn massief gouden deksel, beroofden zij de Israëlieten van hun geschiedenis, geloof en eigenwaarde. Hun gemeenschap raakte verward en viel uiteen. Wanneer David dit heilige voorwerp terugbrengt in het hart van de samenleving, zie je de identiteit van het volk weer opbloeien. Ook bij Jezus zien we hoe Hij van zijn identiteit wordt beroofd door Hem zijn attributen af te nemen. Hij moet niet alleen worden gedood, er mag niets van Hem achterblijven. Als Hij aan het kruis wordt gespijkerd om te sterven, moeten daarom ook zijn kleren verdwijnen. De soldaten scheuren alles in stukken om de lappen onder elkaar te verdelen. De kleding die iemand draagt is een veelzeggend onderdeel van zijn identiteit. Wil je iemands identiteit vernietigen, dan moet je ook zijn kleding van hem wegrukken. Dit gegeven is zo geladen, dat honderden jaren eerder al in de Psalmen was opgetekend dat Jezus’ kleding van Hem afgenomen zou worden. Maar het verhaal dat zijn kleding vertelt wordt niet het zwijgen opgelegd. Het krijgt opnieuw betekenis in de toekomst. Als  in het bijbelboek Openbaring het herstel van alle dingen wordt beschreven, lezen we ook over de nieuwe kleren van Jezus. Met hoe Hij zich kleedt toont Hij zijn hemelse identiteit. Hij versterkt daarmee ook anderen in hun hemelse waardigheid. Dezelfde linnen kleding zullen zijn volgelingen dragen. Het zal een mode zijn die uiting geeft aan ieders unieke, verheerlijkte identiteit. Deze kleding hoort bij het Nieuwe Jeruzalem, de stad waarvan God de architect is. Wat de Bijbel met deze schets van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde wil zeggen is dat geen enkele macht kunst de mond kan snoeren. Als het erop aankomt hult God zichzelf in kunst, zodat die spreekt en zal blijven spreken. Hij zet met kleding, architectuur, beeldtaal, muziek en andere creatieve uitingsvormen alle kunsthaters te kijk als Hij zegt: ‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw’ – en dat vind ik eigenlijk wel humor.

Humor in de Bijbel
Voor veel mensen is de Bijbel een boek voor fanatici, omdat er geen humor in zit – denken ze. Maar ze vergissen zich, want er valt veel te lachen, als je het maar wilt zien. Gelijk al in het begin zien we Adam en Eva in hun blootje in gesprek met een slang. Verderop geeft Jozef bij het weerzien van zijn broers zijn jongere broertje Benjamin vijf keer meer eten dan zijn tien oudere broers, en ook nog eens een vijf keer grotere garderobe. En is het niet grappig dat David koning Saul die hem bedreigt stilletjes laat begaan als hij een grote boodschap doet?
Kijk je onbevangen de Bijbel in, dan valt er veel te lachen. De God die op de berg Karmel antwoordt met vuur is misschien een lugubere grap. Maar wat denk je van vijf broden en twee vissen die vermenigvuldigd worden, zodat er een hele massa van kan eten? Een vis die een munt uitspuugt, waarmee de belasting betaald kan worden? Nog zo’n munt, die je terug moet geven aan degene die erop afgebeeld staat? Met die grap is Jezus de eerste die aan de scheiding tussen kerk en staat waarde toekent. Of neem het verhaal van Jezus waarin Hij een herder op zoek laat gaan naar één verloren schaap en er doodleuk bij vertelt dat die man de andere negenennegentig in de wildernis achterlaat. En als de herder zijn verloren schaap teruggevonden heeft, viert hij thuis ook nog eens feest met het beestje. Grappig, toch? Vooral als je bedenkt dat Hij daarmee jou en mij bedoelt. Zo is God, die wat verloren is weer opzoekt. Jezus weet hoe Hij met humor zijn punt kan maken!
Het punt dat de Bijbel telkens weer met humor wil maken is een bevrijdende lach. Denk aan de lach die wordt opgeroepen bij de zee die zich opent, zodat een heel volk verder kan. Zulke humor kan in de meest uitzichtloze situaties verslagen mensen nieuwe hoop geven. Ik bedoel dus niet de humor van zelfgenoegzame mensen, die verzadigd zijn van rijkdom en eigendunk, en die alles om zich heen met hun vette lach bespottelijk maken (zij worden in de Bijbel juist zelf op spot getrakteerd). Ik bedoel de lach van de verrukking, van de kinderlijk ontvangen verrassing, van de openhartige, lenige geest, die hongerig is naar schoonheid, waarheid, begrip, aandacht, liefde, menselijkheid.
Een lach door tranen heen, dat is de lach die de Bijbel ons geeft. Zo lachte Adam zichzelf uit zijn eenzaamheid, toen hij Eva zag en uitriep: ‘Mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees!’ Ook Abraham en Sarah zien we lachen. Eerst lachen die twee een lach van ongeloof, omdat ze zich niet kunnen indenken dat ze op hun leeftijd nog een kind kunnen krijgen, maar later de lach van geloof, als toch nog Isaak wordt geboren. ‘Hij werd tot een lach,’ lezen we. Isaak, Jitsch-chak, betekent dan ook: ‘Men lacht!’

Vreugde gaat dieper
Nu ik zoveel over humor gezegd heb, wil ik graag nog iets kwijt dat dieper gaat en verder reikt. Humor is in de Bijbel geen doel op zich. Het gaat vooral om de vreugde. Heel de Bijbel loopt uit op een vreugde die dieper op ons in wil werken dan humor kan doen en die ook langer meegaat. Humor is kortstondig, een explosie van gevoelens, eventjes leuk. Vreugde vult ons hart met verrukking, weldadigheid, een hoop die de eeuwen trotseert. Humor lacht om het ongerijmde dat zich een kort moment voordoet. Vreugde lacht vanwege het geloof dat alles uiteindelijk rechtgezet zal worden. In humor herken je jezelf. Het draait om jezelf: hoe ik plezier kan hebben. Vreugde draait om de ander. Het is wat liefde teweegbrengt: hoe ik op jou afren en jij op mij, dat wekt onze vreugde op. Denk aan de vader die op de verloren zoon af stormde, hem in zijn armen nam en bleef kussen. Heb je God wel eens zo op je af zien rennen, dan weet je over welke vreugde ik het heb. Vreugde wordt opgewekt door het verlangen naar de ander, dat beantwoord wordt in zo’n omhelzing.
Vreugde is de ander zien en reageren, antwoord geven. Daarom begint de Bijbel met humor, als God Adam naar zijn evenbeeld maakt, maar komen we al snel uit bij de vreugde die door een ontmoeting op gang wordt gebracht, als God Adam opzoekt in de tuin. Voor zolang het duurt, tenminste. Want de meest dramatische uitroep van God, omdat Hem de vreugde dreigt te ontglippen, lezen we even verderop: ‘Mens, waar ben je?’ Toch zal Hij die vreugde waarborgen, omdat dit zijn eerste kwaliteit is. De vreugde van het samenzijn zit namelijk verankerd in de betekenis van zijn naam: ‘Ik zal er zijn’. Jezus maakt die vreugde duurzaam als Hij zegt: ‘En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van de wereld.’
Vreugde is in essentie bij God thuis zijn. Het is de verbazing en het geluksgevoel dat God er is en er zal zijn, en dat Hij een afspraak met jou gemaakt heeft. Het gaat om een verbondsvreugde, de blijdschap dat Hij er is en er zal zijn en dat jij er ook mag zijn. Dat Hij het zo geregeld heeft, eens voor altijd, is óók humor (het is toch verrassend grappig dat die grote God mijn persoontje ziet zitten?) – maar het is veel méér nog vreugde.
Humor is heerlijk. Je kunt op alle mogelijke manieren plezier hebben en een moment dat plezier versterken met wijn. Maar vreugde gaat dieper, reikt verder, blijft bij je, zelfs als het toasten en grappen maken zijn uitgewerkt. Dat is wat Psalm 4 bedoelt met: ‘In U vindt mijn hart meer vreugde, dan zij in koren en wijn.’

Willem de Vink