Ik ben – en wie, dat zul je zeker merken

‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties.’

Exodus 3:15

Jezus gebruikt regelmatig Gods naam voor zichzelf: ‘Ik ben’ (Ex. 3:14-15). De vrome Joden vinden dat godslasterlijk en willen Hem daarvoor stenigen. Maar Jezus geeft hun geen kans: ‘Ik ben’ is soeverein (Joh. 8:59, 10:31-33). Jezus verduidelijkt ook wat die naam precies inhoudt: ‘Ik ben er – en dat zul je merken.’ Hoe? Dat lees je in het evangelie van Johannes zeven keer; de laatste keer vlak voordat Jezus in de tuin van Getsemane wordt gearresteerd.

‘Ik ben het brood dat leven geeft’ (Joh. 6:35). Eet je van Jezus, dan zul je nooit meer honger krijgen, nooit meer dorst ook.

‘Ik ben het licht voor de wereld’ (Joh. 8:12). Wandel je in Jezus’ levenslicht, dan leef je nooit meer in de duisternis

‘Ik ben de deur voor de schapen’ (Joh. 10:7). Bij Jezus thuis wordt er niets geroofd, maar is er juist leven in overvloed.

‘Ik ben de goede herder’ (Joh. 10:11). Hij kent je, Hij hoort je stem, Hij geeft zijn leven voor jou en schenkt je dat leven.

‘Ik ben de opstanding en het leven’ (Joh. 11:25). Hij roept je uit alle zinloosheid en beperkingen, zodat je kunt opstaan in zijn overvloedige, eeuwige leven.

‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ (Joh. 14:6). Jezus is de weg uit de slavernij, zodat je voortaan mag wandelen in zijn waarheid dat je Gods kind bent, vol van zijn leven.

‘Ik ben de ware wijnstok’ (Joh. 15:1). Je bent en blijft verbonden met Hem, om vrucht te dragen, die God tot eer strekt.

Johannes 15