In de put, uit de put

Ondervinden we tegenspoed, dan is het opdat u bemoedigd en gered wordt.
2 Korintiërs 1:6


Jozef wordt in een droge put gegooid. Hij geeft geen kik.

Daniël wordt in een kuil vol leeuwen gesmeten. De kuil wordt met een steen afgesloten, maar hij houdt hoop (Dan. 6:17-18).

Jeremia belandt in een put waarin hij tot aan zijn kin in de modder komt te staan. Toch weet hij dat hij gered is (Jer. 38:6). In het bijbelboek Klaagliederen zegt hij het volgende:

‘Mijn vijanden jaagden fel op mij, als op een vogel, al hadden ze geen reden.
Ze hebben mijn leven gesmoord in de put, mij afgedekt met een steen.
Het water sloot zich boven mijn hoofd, ik dacht: Ik ben verloren.
Uit de diepte van de put roep ik uw naam, HEER.
U hoort mijn stem. Sluit uw oor niet voor mijn zuchten en mijn hulpgeroep.
Altijd als ik roep, bent u nabij; u zegt mij: ‘Wees niet bang.’
U, Heer, neemt het voor mij op, u redt mijn leven’ (Klaagl. 3:52-58)
.

Drie mannen die door God geroepen zijn en daarvoor gaan. Alle drie worden ze afgewezen, allemaal omdat ze iets zeiden namens God. Maar ze schuilen in het besef dat God voor hen op zal komen. Ze weten daar in de diepte dat ze al gered zijn. Daarom gedragen ze zich niet als slachtoffers.

In het Nieuwe Testament wordt zo’n putervaring lijden voor Christus genoemd (2 Kor. 1:3-7). Sommige mensen hebben daar een speciale roeping voor, waarmee het getuigenis van Jezus kracht wordt bijgezet. Ze weten dat Jezus nog dieper ging. Om hen hoger op te tillen.

Aan u is de genade geschonken niet alleen in Christus te geloven, maar ook omwille van hem te lijden (Fil. 1:29).