Onschuldig en vrij

De HEER stond Jozef terzijde, zodat het hem goed ging.
Genesis 39:2


Jozef wordt op de slavenmarkt in Egypte gekocht door Potifar, de commandant van de lijfwacht van de farao. Hij leeft als slaaf zonder bitterheid over wat hem is aangedaan. Zonder wraakgevoelens ook. Daardoor is zijn aanwezigheid in het huis van Potifar aangenaam.

Zijn baas herkent de speciale genade die op Jozef rust, want die bezorgd hem en zijn huis ook voorspoed. Jozef krijgt al snel de belangrijkste plaats toegewezen (Gen. 39:1-5).

De vrouw des huizes voelt zich tekortgedaan, omdat haar man alleen nog maar met zijn dieet bezig is (Gen. 39:6). Ze zoekt aandacht en probeert Jozef te verleiden. Maar ze vergist zich. Jozef schudt haar avances van zich af. Hij vlucht van haar weg. De vrouw blijft alleen achter, met in haar handen zijn mantel.

Let eens op wat hier gebeurt. Lust en veroordeling hebben alles met elkaar te maken. Lust speelt namelijk op als je je tekortgedaan en verworpen voelt. Zonde is altijd compensatie zoeken ten koste van jezelf of anderen. Heb je geen vrede, geen vreugde, geen vervulling, dan eis je die op. Daarom gaat de begeerte van de vrouw uit naar Jozef.

Maar Jozef komt niets tekort. Hij voelt zich in geen enkel opzicht verworpen. Hij leeft zonder een greintje veroordeling. Integendeel, hij is vol van Gods genade, die hem ruim toevalt. Daarom krijgen verleiding en lust bij hem geen kans.

Wat overblijft tussen die twee is een mantel. Die bewijst Jozefs onschuld, maar de vrouw maakt er een bewijsstuk van zijn schuld van. Weer wordt Jozef onschuldig veroordeeld.

En weer zien we de parallel met Jezus, die ook onschuldig veroordeeld zal worden (Jes. 53:8).