Vrij van veroordeling

 

Maar de HEER stond hem terzijde en bewees hem zijn goedheid.
Genesis 39:21


Net als in het huis van Potifar rust ook in de gevangenis Gods genade op Jozef. Hij leeft ook hier als gevangene zonder bitterheid over wat hem is aangedaan. Zonder wraakgevoelens ook. Daardoor valt hij in positieve zin op. De gevangenbewaarder schuift al snel alle verantwoordelijkheid naar hem door.

De gevangenbewaarder had geen omkijken naar wat aan Jozef was toevertrouwd, omdat de HEER hem terzijde stond en alles wat Jozef ter hand nam voorspoedig liet verlopen. (Gen. 39:23).

Dan worden de opperschenker en de opperbakker van de farao in de gevangenis gegooid. Ze hebben dromen die Jozef uit kan leggen. Ze zullen allebei verhoogd worden: de schenker tot in de troonzaal van de farao, de bakker aan een paal (Gen. 40).

Misschien zien we hier net zo’n probleem als wat ook al bij Kaïn en Abel speelde. Kaïn bracht God offers van alles waar hij zelf voor op het land had gezwoegd, Abel gaf God terug van wat hij aan veestapel had ontvangen. De bakker droomde namelijk van manden vol broden en gebak waar hij zelf voor had gezwoegd; de schenker kon alleen maar druiven uitpersen die hij aan een goede oogst te danken had. Het is in beide gevallen wel duidelijk wat God aangenaam is: doe het niet zelf.

In ieder geval zie je hoe Gods genade op Jozef rust, ook in de gevangenis. En dat zal nog steeds zo zijn als hij twee jaar later voor de farao moet verschijnen om diens dromen uit te leggen. Het valt op hoe die genade ook nu weer gepaard gaat met voorspoed, want uiteindelijk wordt Jozef verhoogd tot onderkoning.

Maar het begint allemaal in het hart van Jozef, dat vrij is van boosheid en veroordeling, omdat het overloopt van genade.