Vrij om te dienen

God beschermde hem en maakte een eind aan al zijn beproevingen.
Handelingen 7:9-10


En daar staat Jozef dan, voor het hoogste gezag van de toenmalige wereld. De farao van het vermaarde Egyptische wereldrijk. Heer van de wereld. Zoon van de zonnegod Ra.

De man is bang voor zijn eigen dromen. Hij zag zeven lege aren die zeven volle aren opvraten. Hij zag ook zeven magere koeien die zeven vette koeien verorberden. Jozef vertelt dat ze duiden op zeven jaren van economische crisis die zullen volgen op zeven jaren van ongekende welvaart. Hij geeft de farao de raad om te gaan sparen (Gen. 41:1-36).

Farao stelt Jozef aan om die klus te klaren en verheft hem meteen tot hoogste gezagsdrager onder hemzelf. Hij geeft hem zijn eigen zegelring, een gouden ketting en kleren die alleen een hoogwaardigheidsbekleder passen. Daar heb je weer die kleren – deze keer van fijn linnen. Linnen is een stof waarin je niet kunt zweten. Zwoegen is er niet bij, Jozef is helemaal afhankelijk van Gods genade. En als klap op de vuurpijl krijgt hij de op een na mooiste wagen van het rijk om in rond te rijden (Gen. 41:37-46).

Jozef krijgt de vrije hand. Dus bouwt hij voorraadschuren. Als de hongersnood begint, komen mensen uit de hele wereld bij hem voedsel kopen. Iedereen buigt voor hem, omdat hij de economie naar zijn hand heeft gezet (Gen. 41:47-57).

Zo komen niet alleen de dromen van de farao uit, maar ook die van Jozef. Zijn levensloop en het hele wereldgebeuren dragen eraan bij dat Gods plan in vervulling gaat. Eén zoon die zal instaan voor zijn broers, voor zijn familie, voor zijn volk en voor vele volken.

Dat wordt mogelijk omdat God Jozef zegent met een bijzonder geheim.