… in Gods intieme aanwezigheid

‘Laat hen daar zijn waar Ik ben.’

Johannes 17:24

Johannes beschrijft Jezus als het Woord dat bij God vandaan komt. God sprak in het allerheiligste van de tabernakel vanaf de ark. Dat Woord is Jezus, die een mens van vlees en bloed werd, zodat wij zouden weten wat God ons te zeggen heeft.

Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid (Joh. 1:14).

Jezus leeft intiem met God. Hij rust aan het hart van de Vader – aan zijn boezem staat er letterlijk.

Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen (Joh. 1:18).

Nu komt dat Woord dus uit Gods intimiteit tevoorschijn, op zoek naar ons. En als Hij zijn werk volbracht heeft, keert Hij weer terug – maar nu met de mensen bij zich die dat Woord hebben herkend en erkend. Jezus brengt hen in dezelfde intimiteit met God.

‘Vader, u hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben’ (Joh. 17:24).

De manier waarop we met Jezus om mogen gaan, wordt door de evangelieschrijver gedemonstreerd aan tafel, tijdens de instelling van het avondmaal.

Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag naast hem aan tafel aan (Joh. 13:23).

Letterlijk staat hier dat deze leerling aan zijn boezem lag. Het gaat hier over iemand die weet dat hij geliefd is door Jezus. Zie jij jezelf ook al zo bij Jezus aanliggen, zo dicht bij zijn hart? Die rust, die vrede, die vreugde – dat is pas leven!

Johannes heeft dit allemaal opgeschreven … opdat u door te geloven leeft in zijn naam (Joh. 20:31).