In Hem, in Hem, in Hem …

Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn ...
Johannes 17:21b, 23a


Voordat Jezus zich uitlevert om gekruisigd te worden, bidt Hij dit gebed: dat wij in Hem mogen zijn. Het is zijn gebed om de ruil.

Jezus bidt: ‘Vader, u hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben’ (Joh. 17:24). Wij mogen in Jezus zijn. Dus zijn we waar Hij is. En omdat Hij bij de Vader op de troon zit, zijn wij daar ook, om samen met Hem te heersen.

In Hem zijn betekent ook dat we alles mogen ontvangen wat Hem toekomt. ‘Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt’ (Joh. 17:22). We mogen gebruikmaken van alles wat God zijn geliefde Zoon gunt.

Kun je de ene keer in Hem zijn, de andere keer niet? Nee, dat is onmogelijk. Het evangelie is geen jojo-evangelie, in-en-uit Hem. Als je je eenmaal aan Jezus hebt overgegeven en het kruis hebt aanvaard, ben je in Jezus meegestorven en in Hem ook weer opgestaan. Daar kan niets of niemand nog invloed op uitoefenen.

‘Vader, u hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben’ (Joh. 17:24a).

De Vader heeft dit gebed van zijn Zoon helemaal verhoord. De ruil is voltrokken. Jesaja voorzag dat en schreef: ‘Door zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde. Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien’ (53:10).

Nageslacht! Wij zijn getransformeerd door de Vader tot zijn kinderen. Opgenomen in Jezus, ondergebracht in Hem. Je bent in Hem en blijft in Hem, met alle voorrechten van dien.

In Hem is alles te vinden wat je tot een kind van God maakt. Daar mag je eenvoudigweg op rekenen.