Zielsverlangen

Mijn hart en mijn lijf roepen om de levende God.
Psalm 84:3b


Jezus wekt zoveel verlangen in ons op, dat je soms uit je hart en je lichaam getrokken lijkt te worden om bij Hem te zijn. Je kunt zelfs verlangen naar het moment waarop je komt te overlijden, om helemaal ongehinderd bij Hem te zijn.

‘De geringe last die we tijdelijk te dragen hebben, brengt ons een eeuwige luister, die alles omvat en alles overtreft’ (2 Kor. 4:17).

Met dat zielsverlangen beleven sommige mensen de laatste dagen van hun leven, in de hoop dat ze hun beperkte, stoffelijke huis mogen inruilen voor een eeuwige woning. Dat verlangen is als een koninklijk slotaccoord en tegelijkertijd de aanhef van een nieuwe, nog verborgen melodie. Zulke mensen verlaten in alle rust hun aardse huis, voorzien van de glans en heerlijkheid van de hemel.

‘Wij weten dat wanneer onze aardse tent, het lichaam waarin wij wonen, wordt afgebroken, we van God een woning krijgen: een eeuwige, niet door mensenhanden gemaakte woning in de hemel’ (2 Kor. 5:1)

‘Niet met mensenhanden gemaakt,’ staat er. Daar heb je weer die genade van God, die onverdiende gunst: je kunt het zelf niet maken wat God wil geven, er niets aan toevoegen door goed je best te doen. De strijd is gestreden, Jezus heeft de overwinning behaald; wat overblijft, is het verlangen om in zijn luister te delen.