Jezus’ afstandsbediening

‘Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven.’

Johannes 3:36

Jezus keert uit Jeruzalem via Samaria terug naar zijn geboortestreek in Galilea. Als Hij in het bergdorp Kana is komt er een man op Hem af. De man is een hofbeambte, in dienst van koning Herodes. Hij komt uit Kafarnaüm aan het meer van Galilea, ruim 25 kilometer van Kana en 200 meter onder zeeniveau. De hoveling bidt en smeekt Jezus om met hem mee te gaan, want zijn zoon ligt op sterven. Jezus houdt de boot af: ‘Als jullie geen tekenen en wonderen zien, geloven jullie niet.’ Maar de man blijft aandringen: ‘Heer, kom toch mee, voor mijn kind sterft!’

‘Ga maar naar huis,’ zei Jezus, ‘uw zoon leeft’ (Joh. 4:50).

De ambtenaar keert zich om en gaat bergafwaarts naar huis. Hij heeft zijn vertrouwen wanhopig op Jezus gesteld. Hij gelooft dat Jezus zijn kind op afstand kan bedienen. Hij gelooft Hem op zijn woord. Onderweg komen een paar knechten uit Kafarnaüm hem tegemoet. Ze vertellen hem dat zijn zoon weer helemaal is opgeknapt en springlevend is. De hoveling vraagt wanneer die verandering is ingetreden. En wat blijkt? Precies op het moment dat Jezus zei: ‘Uw zoon leeft’!

Je ziet hier een vader met een zoon die met de dood bedreigd wordt. Maar ook een Zoon die Gods vaderhart kent en weet dat Hij wil dat elke zoon en dochter zal leven. Daarom heeft God Jezus macht over ziekte en dood gegeven. Hij zal zelf een Vaderloze dood ondergaan om ons het leven met zijn Vader te schenken. Zijn woord is nog even krachtig.

Dit wonder is dan ook weer een teken, het tweede wonderteken sinds Jezus in Kana water in wijn veranderde, het teken van de vader en de zoon (Joh. 4:54).

Johannes 4:43-54