Jezus de Mensenzoon

‘Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden.’

Matteüs 17:12

Jezus noemt zichzelf graag ‘de Mensenzoon’. Die naam is een eretitel uit het Oude Testament. De profeet Daniël krijgt namelijk een mens te zien die uit de hemel komt. Hij noemt hem een mensenzoon.

 

‘Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon’ (Dan. 7:13, HSV).

Daniël ziet vervolgens hoe die mensenzoon speciale waardigheid en macht ontvangt.

Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan (Dan. 7:14).

Je zou zeggen dat die heerlijkheid aan God is voorbehouden – maar nee, het gaat hier echt over een mens – een mensenzoon. Deze bijzondere titel eigent Jezus zich dus toe. Soms spreekt Hij inderdaad over de heerschappij die Hij als Mensenzoon zal ontvangen.

‘Wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader’ (Mat. 16:27).

Maar Hij vertelt ook dat de Mensenzoon eerst moet lijden (Mat. 17:12). Jezus zal namelijk de ellende van alle mensen op zich nemen om daarover te kunnen heersen. De Mensenzoon zal zijn eeuwige koningschap ontvangen via het kruis. Om zijn heerlijkheid daarna weer door te geven.

Want ook wij worden mensenzonen genoemd (mensenkinderen). In de Psalm staat dat God naar de mensenkinderen omziet om ons dezelfde waardigheid te geven (Ps. 8:5-7, Hebr. 2:6-10).

U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie (Ps. 8:6).

Matteüs 17:1-13 Marcus 9:2-13 Lucas 9:28-36