Jezus gaat tot het uiterste – voor jou

‘Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren.’

Lucas 22:42

Johannes had het al geschreven: de motivatie achter Jezus’ missie is zijn liefde.

Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan (Joh. 13:1).

Jezus heeft over die liefde een aangrijpend gesprek gevoerd (Joh. 13-17). Nu laat Hij dat volgen met daden. Hij verlaat de bovenzaal en wandelt met zijn leerlingen de stadspoort uit, het nachtelijke duister in. Ze dalen langs de oostmuur van Jeruzalem af naar het Kidrondal, steken de beek over en beklimmen de helling van de Olijfberg (Joh. 18:1). In een tuin vol olijfbomen trekt Jezus zich terug om te bidden. Getsemane heet die tuin, ‘oliepers’. Hij valt op zijn aangezicht, schrijft Matteüs (Mat. 26:39, NBG ‘51).

De elf discipelen dommelen stuk voor stuk in slaap. Ze zijn zich niet bewust van Jezus’ worsteling in dit nachtelijke uur. Jezus vraagt aan Petrus, Johannes en Jakobus om Hem bij te staan. Maar die geven niet thuis.

‘Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier met mij waken’ (Mat. 26:38).

Jezus kijkt voor het eerst de dood in de ogen. Wat Hij niet kent en waar Hij van nature niets mee te maken heeft, doemt nu voor Hem op. Hij zal zich uitleveren aan de machten die alle mensen kwellen. Lucas schrijft dat Jezus overvallen wordt door doodsangst (Luc. 22:44). Het is alsof er een beker aan zijn lippen wordt gezet die Hij moet leegdrinken.

‘Vader, als u het wilt, neem deze beker dan van mij weg. Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren’ (Luc. 22:42).

Jezus zal tot het uiterste gaan – ter wille van de liefde van de Vader voor zijn kinderen.

Johannes 18:1-12 Matteüs 26:36-56 Marcus 14:32-50 Lucas 22:40-53