Jezus’ gebroken hart

Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart.

Jesaja 61:1 (HSV)

De soldaten leiden Jezus naar Golgota, een heuvel buiten de muren van Jeruzalem, waar een drukke weg langs ligt. Voordat Hij gekruisigd wordt, bieden de soldaten Hem wijn aan. Hij weigert die te drinken: Hij wil alles helder ondergaan (Marc. 15:23).

Dan worden Jezus’ kleren van zijn lijf gerukt. Hij wordt op de grond gesmeten en met zijn rug tegen de dwarsbalk gedrukt. Zijn armen worden gespreid en zijn handen met tien centimeter lange spijkers vastgeslagen in het hout. Dan wordt Hij met dwarsbalk en al op de paal gehesen die rechtop in de grond staat (de ‘stipes’). Zijn benen worden gebogen en zijn voeten achterwaarts op elkaar tegen de dragende paal gedrukt. Ook daar wordt een spijker doorheen gedreven. Zo komt Hij te hangen tussen hemel en aarde. De doodsstrijd begint.

Bloed stroomt nu uit al Jezus’ wonden. Toch zal Hij niet doodgaan door bloedverlies. Gekruisigden sterven meestal aan de belasting van hun eigen lichaamsgewicht. Ze moeten zich voortdurend opdrukken om naar lucht te happen. Maar elke verplaatsing van het gewicht veroorzaakt pijn. Kramp bemoeilijkt het ademen. De spieren verzuren, de bloedcirculatie stagneert. Uitdroging verslechtert de conditie. Het verlies aan weefselvloeistof bereikt een kritiek niveau. Het hart worstelt om dik, traag stromend bloed rond te pompen. Iedere teug zuurstof kost extreme inspanning. De kilte van de dood kruipt onder de huid.

Sommige gekruisigden houden het een paar dagen vol, anderen hooguit een dag. Jezus zal nog eerder sterven, na zes uur al. Als een soldaat een speer in zijn zij steekt, blijkt dat Hij aan een gebroken hart is bezweken. Er stroom water en bloed uit de wond.

Jezus’ hart zal breken – om elk gebroken hart te genezen.

Johannes 19:19-30 Matteüs 27:34-50 Marcus 15:23-37 Lucas 23:32-46