Jezus geeft vrouwen recht van spreken

Ga naar mijn broeders en zusters.
Johannes 20:17b

Opmerkelijk, de eerste daad van Jezus na zijn opstanding: Hij geeft de vrouw haar recht van spreken terug.

In Genesis 3 verknoeit Eva haar opdracht om de wereld te zegenen. De mens zou de aarde vullen en gezag krijgen over de schepping om die te dienen en te beheren (Gen. 1:26-28). Man en vrouw zouden zo als evenbeeld van God optreden. Maar Eva liet zich verleiden om God buitenspel te zetten. Als eerste, zonder dat Adam ingreep. Zo verspilden de mensen hun opdracht.

Op het moment dat Jezus een nieuw begin inluidt, herstelt Hij die misstap door Maria van Magdala het gezagswoord in de mond te leggen dat Hem alle heerschappij wordt gegeven. Een vrouw dus, nog voordat Hij (in Mat. 28:16-20) de zendingsopdracht aan de elf discipelen geeft.

‘Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is’ (Joh. 20:17).

Maria ontvangt hier de opdracht om namens Jezus te spreken. Ze mag in zijn naam optreden voor haar broeders en zusters. Met dat signaal maakt Jezus duidelijk dat God ons teruggeeft wat ons uit handen was geslagen bij de zondeval – eerst de vrouw, daarna de man. We krijgen weer recht van spreken.

‘Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: Ik heb de Heer gezien! En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had’ (Joh. 20:18).

Als je Jezus ontmoet, wordt de vloek van de zonde verbroken. Hij stelt je in staat om voor anderen in te staan en hen te zegenen, zodat je weer het evenbeeld van God weerspiegelt.