Jezus is Ik Ben

‘Als Gods grootheid door hem zichtbaar is geworden, zal God hem ook in die grootheid laten delen, nu onmiddellijk.’

Johannes 13:32

Jezus bereidt zijn discipelen voor op de heftige dingen die er deze nacht met Hem zullen gebeuren. Zodat ze zullen weten dat Hij het is. Wie Hij is?

‘Ik zeg het jullie nu al, voor het gaat gebeuren; wanneer het dan gebeurt, zullen jullie geloven dat ik het ben’ (Joh. 13:19).

Wie Jezus is? ‘Ik ben!’, zegt Hij. Opnieuw zegt Hij dat: ‘Ik ben!’ De Joden hebben Hem om die uitspraak willen stenigen. Nu zegt Hij dat weer, deze keer in de bovenzaal tegen zijn vrienden, voor de zevende keer.

Jezus heeft zich zo bekendgemaakt aan de Samaritaanse vrouw: ‘Met wie je spreekt is Ik ben’ (Joh. 4:26). Hij heeft zichzelf zo geopenbaard op de golven in de storm: ‘Niet bang zijn, Ik ben’ (Joh. 6:20). Hij noemde zich zo in de tempel: ‘Je zult in je zonden sterven als je niet gelooft dat Ik ben’ (Joh. 8:24). Hij zei tegen iedereen die het wilde horen: ‘Als je de Mensenzoon verhoogt, zul je weten: Ik ben’ (Joh. 8:28). En tegen de godsdienstleiders: ‘Voordat Abraham er was, Ik ben’ (Joh. 8:58). Daarop willen ze Jezus stenigen, omdat Hij zich voor God uitgeeft (Joh. 8:59, 10:31-33).

Ik ben, dat is de HEER. Want God maakt zichzelf aan Mozes bekend als Ik ben, Ik zal er zijn (Ex. 3:14). Niemand mag die naam misbruiken (Ex. 20:7), of hij wordt gestenigd (Lev. 24:16). Maar Jezus betrekt die naam op zichzelf.

De discipelen moeten weten dat God verheerlijkt zal worden door Jezus. Want met zijn dood en opstanding zal Hij laten zien wie God is. Dat is Gods grootheid ten top. Zó zal Hij er zijn als Ik ben: als Jezus.

Johannes 13:31-38