Jezus laat God als Vader zien

 

‘De Vader en ik zijn één.’
Johannes 10:30


Er is een innige verbondenheid tussen God en Jezus: de verbondenheid van Vader en Zoon. Jezus spreekt daar graag over, omdat Hij ons in die intieme relatie mee wil nemen. Maar er zijn ook mensen die dat afwijzen. Zij houden God liever op afstand.

Vanaf dat moment probeerden de Joden hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat ondermijnde, maar bovendien God zijn eigen Vader noemde, en zichzelf zo aan God gelijkstelde (Joh. 5:18).

Het is in de tijd van Jezus niet anders dan in de eeuwen ervoor. In het Oude Testament wordt God nog geen tien keer Vader genoemd. Hij wilde wel zo heten, maar de mensen wezen dat af.

‘Ik dacht: Jullie zullen “vader” tegen mij zeggen, jullie keren je niet van mij af’ (Jer. 3:19).

Toch werd de verbondenheid van de Zoon met de Vader in de profetie al aangekondigd. Daar werden de Vader en de Zoon zelfs gelijkgesteld. Als Jesaja zegt dat er een kind voor ons geboren zal worden en een zoon aan ons gegeven, vervolgt hij:

Deze namen zal hij dragen: Wonderbare Raadsman, Machtige God, Eeuwige Vader(!), Vredevorst (Jes. 9:5).

God en Jezus zijn dan ook één in wezen. Je kunt God alleen maar als Vader kennen als je Jezus kent.

Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen (Joh. 1:18).

Jezus heeft elke hindernis weggenomen om God je Vader te kunnen noemen. Hij heeft daarvoor zelfs het oordeel op zich genomen.

‘De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd’ (Joh. 5:22).

Daarom weet je, als je Jezus kent, dat God niet langer je rechter is, maar – inderdaad: je Vader.