Jezus’ liefde rehabiliteert

Kom, eet iets.
Johannes 21:12b


Er brandt een houtvuur op het strand van Galilea. Petrus herinnert zich het houtvuur op die binnenplaats in Jeruzalem. Daar vervloekte hij Jezus, tot drie keer toe. Nu vraagt Jezus hem bij zich. ‘Kom, eet iets.’

Tijdens die picknick op het strand klinkt geen verwijt. De zonde wordt niet opgerakeld; Jezus stelt geen enkele eis om bij Hem terug te komen – alleen maar een vraag.

‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief?’ Tot drie keer toe die vraag. En het antwoord: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’

Hier wordt de veroordeling het zwijgen opgelegd door de liefde. En zo zal Jezus dat altijd doen. Hij roept ons uit onze schuld en schaamte met de vraag of we van Hem houden. Daarmee houdt Hij zijn relatie met ons open.

Petrus wordt in die liefde gerehabiliteerd. Ooit had hij gebluft dat hij zijn leven voor Jezus over zou hebben. Nu ziet hij dat hij Jezus niets te bieden heeft. Hij liep weg toen Jezus zijn leven voor hem over had. Maar de liefde overwint: nu mag hij met Jezus mee-eten.

De genade die Jezus Petrus schenkt, geeft hem de ruimte om te doen waarvoor hij bestemd is. ‘Weid mijn schapen.’

Zie je hem gaan, die Petrus: zo klein, maar met zo’n wonderlijk opgeheven hoofd (Joh. 21:9-18)? Hij mag er helemaal zijn, ondanks …