Jezus’ macht

Broeders en zusters, dankzij het bloed van Jezus kunnen we zonder schroom binnengaan in het heiligdom.

Hebreeën 10:19

Tot twee keer toe lees je dat Jezus gekomen is om weer te gaan: van de Vader naar de Vader, van God naar God.

Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader (Joh. 13:1).

Jezus, die wist dat de Vader hem alle macht had gegeven, dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan (Joh. 13:3).

Jezus komt en gaat. Hij is namelijk vanuit Gods aanwezigheid in de hemel naar de wereld gekomen, om vanuit de wereld weer terug te keren naar de hemel.

De kern van mijn betoog is dat wij een hogepriester hebben die in de hemel plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit en die de dienst vervult in het ware heiligdom (Hebr. 8:1-2).

De Vader heeft Jezus hier op aarde alle macht gegeven, staat er (Joh. 13:3). Met welke macht keert Jezus dan straks naar de hemel terug? Met de macht om zonden te vergeven, door ons als hemelse hogepriester te bedienen met zijn eigen bloed.

Christus daarentegen is aangetreden als hogepriester van al het goede dat ons is toebedacht: hij is door een indrukwekkender en volmaakter tent – die niet door mensenhanden gemaakt is en niet behoort tot onze schepping – voor eens en altijd het hemelse heiligdom binnengegaan, en dan niet met bloed van bokken en jonge stieren maar met zijn eigen bloed. Zo heeft hij een eeuwige verlossing verworven (Hebr. 9:11-12).

Jezus heeft alle macht gekregen om jou en mij met zich mee te nemen in Gods hemelse aanwezigheid, om jou en mij te zegenen met hemelse zegen.

Johannes 13:1-30