Jezus naar Jeruzalem

Voortaan heet de stad: ‘De HEER is daar!’

Ezechiël 48:35

Jezus heeft inmiddels ruim twee jaar bijna onafgebroken in Galilea gewerkt. Hij kon daar in het noorden redelijk ongestoord zijn gang gaan. Maar niet in Judea, het bolwerk van streng Jodendom.

In Judea wilde hij niet komen, omdat de joden daar hem wilden doden (Joh. 7:1).

Toch richt Hij zijn aandacht nu zuidwaarts, naar Jeruzalem. Daar zal Hij zich uitleveren om te sterven.

Jeruzalem ligt ruim 800 meter hoog op verschillende bergen. De stad werd in 1000 voor Christus door koning David tot hoofdstad van Israël verheven. Hij noemde Jeruzalem ook wel Sion, naar de berg waarop hij zijn Davidsstad vestigde (2 Sam. 5:4-7). Zijn troonopvolger Salomo bouwde de eerste tempel op de berg Moria (2 Kron. 3:1). Eeuwen daarvoor wist Abraham al dat God precies daar in een offerlam zou voorzien (Gen. 22:2, 8).

Hoewel de ark van het verbond al lang geleden verloren is gegaan, worden in Jezus’ tijd nog steeds de tempelrituelen in acht genomen. Elk jaar komen de Joden naar hun geliefde hoofdstad om de heilige feesten te vieren. Jezus ging waarschijnlijk ook minstens een keer per jaar naar Jeruzalem. Hij kwam er al als kind (Luc. 2:41).

Maar nu kan Hij niet langer anoniem in de mensenmassa opgaan. Hij is verdacht – niet zozeer om de wonderen die Hij doet, maar om zijn radicale uitspraken. De Joodse leiders houden Hem in de gaten. Maar ze weten niet dat Jezus zal komen om de stad op een ongebruikelijke manier op te eisen.

Weet je trouwens dat Gods oog nog steeds op Jeruzalem rust? Hou die stad in de gaten: je kunt er de klok van de eindtijd op gelijkzetten.

Johannes 7

Mijn nieuwe dagboek ‘Inspirator’ verschijnt voorjaar 2012.