Jezus verheerlijkt

Voor hun ogen veranderde hij van gedaante.

Matteüs 17:2

Jezus klimt met Petrus, Jakobus en Johannes de berg Hermon op. Hij zal daar tijd doorbrengen om te bidden. Het is nacht, er ligt sneeuw. Plotseling zien de leerlingen hoe Jezus begint te stralen. Niet zomaar een beetje – nee, zijn gezicht schijnt als de zon en zijn kleren schijnen witter dan wol. Hier staat een mens in goddelijke glorie!

Het volgende moment zien ze Mozes en Elia verschijnen. Deze vertegenwoordigers van het oude verbond praten met Jezus. Ze hebben als profeten naar Hem uitgezien. Maar ze hebben er geen idee van hoe groot Gods genade is die Hij voor alle mensen beschikbaar zal stellen.

Wat die redding inhoudt, trachtten de profeten te achterhalen toen ze profeteerden over de genade die u ten deel zou vallen (1 Pet. 1:11).

Jezus heeft het er met die twee over dat Hij de heerlijkheid waar Hij nu in staat weer zal afleggen om af te dalen naar Jeruzalem. Daar zal Hij de meest duistere dood ondergaan (Luc. 9:31).

Petrus is verrast dat hij Mozes en Elia bij Jezus herkent. Dat drietal moet samenblijven, want dat zal een revolutie ontketenen als ze beneden zijn. Hij biedt de mannen elk een tent aan. Maar de schaduw van een wolk onttrekt Mozes en Elia aan het oog van de leerlingen. Zo verdwijnen die twee. De schaduw van de wet moet namelijk wijken voor de werkelijkheid van Jezus (Kol. 2:17, Heb. 10:1-2, 8-14).

Want waarom zien we Jezus hier verheerlijkt op de berg? Omdat we moeten weten dat zijn heerlijkheid beschikbaar is voor iedereen die in Hem gelooft (1 Kor. 2:7-8).

Matteüs 17:1-13 Marcus 9:2-13 Lucas 9:28-36