Jezus werkt zoals zijn Vader

‘Sta op, pak uw mat op en loop.’

Johannes 5:8

Jezus gaat minstens een keer per jaar naar Jeruzalem. De wet schrijft voor dat iedereen daar Pesach moet vieren (Deut. 16:1-8). Maar er zijn meer feesten die Joden graag in Jeruzalem vieren, zoals het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. Waarschijnlijk maakt Jezus nu een van deze feesten mee.

 

 

Johannes beschrijft vier reizen van Jezus naar Jeruzalem. De eerste keer trad Hij daar nogal rigoreus op door alle handel uit de tempel te verjagen (Joh. 2:13-21). Nu bezoekt Hij de openbare badgelegenheid Betzata, wat ‘olijvenhuis’ betekent (ook wel Betesda genoemd, ‘huis van barmhartigheid’). De plaats is omsloten door vijf zuilengalerijen, vier aan de buitenkant en een in het midden, die het bad in tweeën splitst. De vijver heeft een bron die af en toe geneeskrachtig water geeft. Daarom zijn de galerijen gevuld met mensen die aan allerlei kwalen lijden.

Jezus spreekt een man aan die al achtendertig jaar ziek is. De man is een eenzame figuur: hij heeft niemand die hem het water in helpt. Jezus vraagt of hij gezond wil worden. Dat lijkt een rare vraag, maar er zijn zat mensen die berusten in hun kwaal, of die er zelfs hun bestaansrecht aan ontlenen. Maar deze man ligt hier omdat hij nog steeds hoopt op een wonder. Dus zegt Jezus dat hij op moet staan en gaan lopen.

De man verdwijnt tussen de zuilen en trappen. Maar omstanders knarsen hun tanden: het is sabbat, waarop niemand mag werken. Jezus zegt:

‘Mijn Vader werkt aan één stuk door, en daarom doe ik dat ook’ (Joh. 5:17).

Hij zoekt altijd precies die ene op die Hem nodig heeft.

Johannes 5:1-17