Jezus wijst op zichzelf

Vol vreugde zullen jullie water putten uit de bron van de redding.

Jesaja 12:3

Plotseling staat Jezus te roepen in de massa die de tempel van Jeruzalem bezoekt. Direct zijn alle ogen op Hem gericht.

‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken!’ (Joh. 7:37).

De priester had juist voor de laatste keer met een gouden kruik water uit de bron Siloam geschept. Hij zal die het tempelplein binnendragen en bij het brandofferaltaar uitgieten. Als hij de tempelberg opgelopen is en de waterpoort nadert klinken de ramshoorns waar de priesters op blazen. Zijn gang wordt begeleid met gejuich van de toeschouwers.

Want elk najaar wordt uitbundig het loofhuttenfeest gevierd. Het is een herinnering aan de tocht door de woestijn van Gods volk nadat het uit Egypte was bevrijd (Lev. 23:33-43). De hele week wonen de Joden in hutten. Die bouwen ze van takken en bladeren in de straten, op het veld, of bovenop de platte daken van hun huizen.

‘Zeven dagen lang moeten jullie feestvieren ten overstaan van de HEER, jullie God’ (Lev. 23:40).

In de tempel worden in zeven dagen tijd zeventig stieren geofferd (Num. 29:12-39). Ze zijn bedoeld om de hele wereld te zegenen, naar de zeventig stamvaders van alle volken (Gen. 10). Elke dag worden er ook rammen geofferd en een bok, als reiniging voor de zonde.

Maar dan staat Jezus daar, die wijst op zichzelf. Want Hij is de vervulling van de wet, ook van de feesten. Wat Hij te bieden heeft gaat elke ervaring, herinnering en viering ver te boven. Daarom moet je bij Jezus zijn!

Johannes 7