Jouw priesterschap

‘Ik geef jullie het priesterschap als een geschenk.’
Numeri 18:7

Je bent gerechtvaardigd door het bloed dat op het brandofferaltaar vloeide. En geheiligd door het zuivere water uit het wasvat. Dat stelt je als priester van het oude verbond in de gelegenheid om in Gods aanwezigheid te zijn.

Dus mag je de tabernakel binnengaan. Je stapt achter het gordijn een overdekte ruimte in van tien bij vijf meter. Links zie je een grote kandelaar staan die de hele ruimte verlicht. Rechts staat een tafel met broden. Recht tegenover je staat een klein altaar waar rook vanaf kringelt, dat een zoete geur verspreidt. Je bent in het heilige.

Aan de overkant is de ruimte afgeschermd door een vuistdik blauw-, rood- en purperkleurig gordijn. Er staan engelen op geborduurd. Ze schermen het allerheiligste af, waar God troont bovenop de ark.

Jij mag hier in het heilige als priester de voorwerpen verzorgen die dienst doen om de relatie tussen God en zijn volk te onderhouden (Ex. 29:43-46, Num. 18:7).

De kandelaar spreekt van Gods licht dat altijd schijnt om zijn volk te verlichten. De tafel met broden spreekt van het dagelijks voedsel dat God beschikbaar stelt om te leven. En het reukofferaltaar spreekt van de gebeden en aanbidding die onafgebroken God bereiken.

Altijd, dagelijks, onafgebroken houdt God zijn relatie met zijn volk in stand. Daar mag jij als priester van het nieuwe verbond in meewerken. Ook al doet de tabernakel allang geen dienst meer, toch schenkt God jou het priesterschap … om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht (1 Petr. 2:9).

Wat een genade! God ziet jou helemaal zitten om zijn volle zegen te ontvangen én door te geven.

Wat een geschenk! Jij bent door Hem gekwalificeerd als priester!