18 Knevel en ik (verslag)

Voor de opnamen van het tv-programma ‘Herberg de Verandering’ moest ik een paar dagen optrekken met Andries Knevel. Op Schiphol bleek dat ik in het vliegtuig naast de evangelische omroeper zou zitten, op weg naar onze bestemming in de Franse Alpen, maar hij veranderde van stoelnummer. ‘Moet me nog voorbereiden op m’n vragen,’ zei hij.

Op Airport Genève liep ik hem weer tegen het lijf, nu met de camera op z’n hielen. Hij duwde me een schetsboekje in handen. ‘Daar kun je je belevenissen in tekenen –  en misschien gelijk een cartoon van mij maken.’

Gepolijst mannetje
In ons eerste gesprek voor de camera zette hij me neer als een man met gepolijste antwoorden, die maar eens uit z’n schulp moest kruipen. Volgens hem was ik met mijn tekenwerk, mijn boekpublicaties en podiumliefde niet bepaald  nederig, dus greep hij mij bij de kraag om mijn jas los te rukken, met de woorden: ‘Laat maar eens zien wie je echt bent.’ Maar ik was behoorlijk verbouwereerd en had er vervolgens een dag voor nodig om te beslissen hoe kwetsbaar ik me zou opstellen.

De volgende dag vertelde ik hem in de avondschemering dat ik eigenlijk best nederig ben (hoe kun je anders genieten van Gods genade?), en dat ik het ook niet met hem eens was dat ik gepolijst ben. Hij was nogal gemakkelijk in zijn oordeel, vond ik. Hij luisterde met getuite lippen en twee vingers voor zijn mond, bond in en maakte zijn excuses, zodat bij mij de luikjes weer wat open gingen. De gesprekken die volgden hadden een andere toon.

Intelligent vingertje
Ik moest eigenlijk ook wel lachen om deze intelligente, bevlogen vent met zijn vorsende blik en priemende vinger. Aan tafel met de televisieploeg kon hij ongeremd het hoogste woord voeren. Tot twee keer toe stond hij tijdens een maaltijd van tafel op om met veel armgezwaai zijn betoog kracht bij te zetten. Als iemand zich naar zijn disgenoot boog om over wat anders te beginnen, riep hij die persoon quasie beledigd tot de orde.

Tussen de bedrijven door kwamen de persoonlijke ontboezemingen los, alsof we twee jongetjes waren die na de wedstrijd in de kleedkamer eindelijk onszelf konden zijn. Hij vertelde me dat hij thuis de oudste was en vanaf zijn tienerjaren zijn vader, die aan een zenuwziekte leed, jarenlang door het huis had getild. Dus moest hij altijd sterk zijn en zijn rug rechthouden, schoot het door me heen. ‘Ik heb er een zwakke rug aan overgehouden,’ zei hij. In het programma zat een moment ingelast dat ik moest kiezen of ik een muur zou beklimmen of de zuilengalerij in een klooster schoon zou boenen. Ik koos voor het werk op mijn knieën, mijn rug kon het hebben.

Baldadig slotakkoord
De laatste draaidag liepen we door een kapel vol kunstschatten onder de Mont Blanc. Matisse, Léger, Braque, Georges Rouault, Chagall, dat was boffen! Terwijl ik van de stilte genoot en in gefilterd licht een paar glas-in-lood-ramen op me in liet werken, klom hij het trappetje op naar het kerkorgel, waarop hij zwaar inzette met een of andere fuga. Plotseling hield hij op en bulderde naar beneden: ‘Zijn jullie daar nog?’ Vervolgens speelde hij vrolijk verder, maar ik kon het niet laten de trap op te klimmen, achter het orgel te gaan staan en met mijn handen op de orgeltoetsen abrupt een einde te maken aan zijn spel. Ik was baldadig geworden van drie dagen Knevel.

Willem de Vink

‘Herberg de Verandering’ in uitzending gemist.