Met plezier geven

God heeft lief wie blijmoedig geeft.

2 Korintiërs 9:7

Vierhonderddertig jaar hadden de Israëlieten in Egypte geleefd. Gaandeweg waren ze slaven geworden. De Egyptenaren hadden hen beroofd van hun bezit en vrijheid. Maar na de pesachmaaltijd keert God de zaken om en krijgen ze alles terug.

Zo beroofden ze de Egyptenaren (Ex. 12:36).

Want God doet recht aan zijn kinderen. Hun rijkdom illustreert hun identiteit: ze worden door God begunstigd. Maar vanaf de berg Sinaï (Horeb) wordt het plezier daarin getemperd. Het volk wordt zich ervan bewust dat ze die rijkdom niet hebben verdiend. De wet getuigt tegen hen.

Vanaf de dag dat ze de Horeb verlieten, droegen de Israëlieten daarom geen sieraden (Ex. 33:6).

Toch wil God dat alles wat Hij hen gegeven heeft vruchtbaar zal zijn. Daarom mogen ze hun rijkdom investeren in de bouw van de tabernakel.

Alle Israëlieten, mannen zowel als vrouwen, die bereid waren iets af te staan voor de werkzaamheden waartoe de HEER Mozes opdracht had laten geven, brachten de HEER vrijwillig geschenken (Ex. 35:29).

Het gaat hier om vrijwillige bijdragen, zonder enige druk van de wet.

Men bleef vrijwillig gaven brengen, iedere morgen weer (Ex. 36:3).

En kijk: nu wordt de overvloed die God hen schonk weer zichtbaar. Er is namelijk meer dan genoeg voor de bouw van Gods tent, de attributen, de priesterkleding.

Daarna bracht het volk geen geschenken meer. Er was meer dan voldoende materiaal om al het werk te kunnen uitvoeren (Ex. 36:6-7).

Hier leren de Israëlieten wat we allemaal mogen ontdekken: dat Gods genade rijk maakt, en dat Hij er plezier in heeft als we daarvan met plezier uitdelen.

Laat ieder zo veel geven als hij zelf besloten heeft, zonder tegenzin of dwang, want God heeft lief wie blijmoedig geeft (2 Kor. 9:7).